Tekst en schetsen: Wolter Gelling. Foto: redactie. Parel nr. 4, 2004
Hoewel mijn ervaring met Adenium nog zeer gering is schrijf ik er toch een kort stukje over, vooral om medeleden van onze vereniging er, voor zover nodig, op attent te maken dat deze mooie planten deze zomer plotseling terug zijn van weggeweest.
Al enige jaren heb ik uitgekeken naar een Adenium obesum. Vroeger stonden die wel eens te koop bij een mooie bloemisterij, maar de laatste jaren zag ik ze nooit meer. Nu ineens lijken ze weer in de mode te zijn gekomen. De eerste die ik zag – en meteen kocht – was een kleine plant bij Guido van Herck, waar regio 3 een bezoek bracht in het begin van mei. Hè hè, eindelijk! U zult begrijpen dat ik stomverbaasd was, toen ik enige dagen later in de supermarkt Konmar een heel rijtje vrij grote planten zag staan. Nadat ik ze alle zorgvuldig had bekeken en nog eens bekeken heb ik me laten verleiden de in mijn ogen mooiste twee exemplaren te kopen.
Omdat Adenium niet bepaald een wilde groeier is zou je verwachten dat de planten niet worden behandeld met een groeiremmer, maar dat waren ze wel en waarschijnlijk alleen om de bloei te stimuleren. (Op dit onderwerp hoop ik bij gelegenheid nog eens terug te komen). Naar mijn ondervinding heeft een geremde plant – zeker als het gaat om een vrij tere plant – een slechtere kans onze lange winterperiode te overleven dan een niet geremde plant van dezelfde soort. Door drie planten te kopen hoopte ik de kans te vergroten om er tenminste één de komende winter door te laten komen.
Adenium obesum is een merkwaardige, half succulente plant met dikke takken, een knolvoet en zeer fraaie bloemen die lijken op oleanderbloemen, maar groter en meer exotisch van kleur. Deze gelijkenis is geen wonder, want Adenium is familie van Nerium oleander. Sommige eigenschappen hebben de planten gemeen: hun bloemvorm en ook hun giftigheid, maar in andere eigenschappen verschillen zij sterk. Waar oleanders in de natuur op vochtige plaatsen groeien, bij voorkeur aan de oever van een beek of riviertje, daar hoort Adenium juist thuis in de droge (tropische) gebieden van Midden-Afrika en het zuiden van het Arabische schiereiland. De plant heeft zich aan de hete en droge periodes aangepast door dikke vlezige takken en een dikke stam met een knolvoet te vormen, waarin water kan worden opgeslagen. In de heetste tijd van het jaar rust de plant en verliest hij zijn bladeren. De bloemen verschijnen vóór en na de rusttijd. Of deze planten dit gedrag ook vertonen in ons klimaat weet ik nog niet. Ik hoop maar van niet, omdat onze zomer niet erg heet is en bovendien maar zo kort duurt. Het zal niemand verwonderen dat het wortelstelsel van deze planten gemakkelijk kan worden aangetast door wortelrot.
Encke schrijft in zijn boek ‘Kalt- und Warmhauspflanzen’ dat Adenium tegenwoordig altijd “veredeld” op de markt verschijnt. Hij noemt als reden dat geënte planten eerder bloeien dan uit zaad vermeerderde exemplaren. Het zal u niet verwonderen dat de veredeling gebeurt door enting op Nerium oleander onderstammen.
Mijn planten stonden echter alle drie op hun eigen wortels. Ze waren blijkbaar geïmporteerd uit een ver, warm land. Met de wetenschap over de tere wortels in het achterhoofd kocht ik bij Guido van Herck dus meteen een eenvoudige, witbloeiende oleander met een mooie bossige vorm. Het volle uiterlijk ontleende de plant aan het feit dat er niet één plant in de pot stond, maar vijf kleinere. Dit was een gunstige bijkomstigheid: na voorzichtig splitsen van de potkluit bezat ik 5 oleanders, die alle als onderstam konden dienen. De Adenium “takjes” (eigenlijk zijn het meer “stompjes” dan takjes) zijn zo dik dat de ent dicht boven de potaarde van de oleanders moest worden gemaakt, maar dat was meteen het tweede gelukje: de afgesneden takken van de oleanders werden in stekken verdeeld met één en met twee stellen bladeren. Deze stekken, 17 in getal, bewortelden voorspoedig, zodat zij op hun beurt weer als onderstam konden worden gebruikt.
Ik hoop door middel van enting in het bezit te komen van een paar planten die goed bloeien en bovendien, dankzij hun oleanderwortels, onze lange donkere winterperiode goed kunnen overleven.
De entbewerking is niet lastig. Ik heb 15 Adeniumtakjes geënt, de meeste met een gewone spleetent en enkele met een zogenaamde ‘Engelse copulatie’. Zie het naschrift. Meestal gebruik ik ‘meebrei-elastiek’ om een entplaats af te binden, maar omdat het in dit geval ging om relatief dikke delen (6 tot 8 mm) heb ik de enten afgebonden met een open geknipt en flink uitgerekt elastiekje. Een elastiekje is veel dikker dan meebrei-elastiek en het oefent dus een grotere kracht uit op de entplaats. Zodoende wordt de relatief dikke, stugge oleander onderstam toch goed in contact gebracht met de Adenium ent.
Hoewel Adeniumtakken zuinig met hun sap kunnen omspringen heb ik de entplaatsen toch maar afgedekt door ze te omwikkelen met een lintje, geknipt van een plastic zak. Tenslotte werd een kleurloze, doorschijnende plastic zak over onderstam plus ent gezet. Na ruim een week werd de plastic zak van onderen wat opgelicht om de ent te laten wennen aan iets minder vochtige lucht en na twee weken werden zowel de zak als de binding verwijderd.
De enten werden gemaakt in de periode van half mei tot begin juli en op het moment waarop ik dit schrijf (half juli) zijn 12 van de 15 enten aangeslagen. Waarschijnlijk als gevolg van de geremde toestand van de moederplanten groeien de meeste enten zeer langzaam. Eén ent ging door een diep dal, waarin hij al zijn blaadjes verloor. De meest voorlijke enten zijn echter duidelijk aan de groei en zij maken ondanks het koele weer zelfs al bloemknoppen.
Naschrift.
Voor mij is de gemakkelijkste entmethode die van de vereenvoudigde ‘spleetent’. Zie figuur 1. De ent wordt wigvormig toegesneden en in de onderstam wordt in plaats van de V vormige insnijding simpelweg een verticale snede gemaakt, waarin de ent wordt gestoken. Deze methode werkt goed voor dunne onderstammen en enten en ook voor dikkere delen die nog niet helemaal zijn verhout.
De ‘copulatie’ en de ‘Engelse copulatie’, afgebeeld in figuren 2 en 3, vereisen ook nauwelijks oefening. Als de entbewerkingen worden toegepast op zachte delen of op relatief dunne delen (ca. 2 tot 6 mm) is een echt entmes niet nodig. Een zeer scherp geslepen, kort en stevig aardappelschilmesje voldoet hiervoor goed maar na gebruik wel goed schoonmaken!. Het spreekt vanzelf dat de beide delen – ent en onderstam – voor deze entvormen even dik moeten zijn om de cambiumlagen goed met elkaar in contact te brengen. Zie voor meer informatie bijvoorbeeld het boek ‘Zelf planten vermeerderen’ van Wright / Oudshoorn uitgegeven bij Zomer en Keuning te Wageningen, ISBN 90 210
0395 3.
Eerdere publicaties over Adenium vindt u in de Parel van 1997, nr 5, pag 10; nr 6, pag 13 en in de Parel van 2001, nr 3, pag 4.
Redactie: de oorspronkelijke, nogal wazige zwart-wit foto van Adenium is vervangen door een kleurenfoto.