Maria Bultman Ruiter. De Parel, dec. 1988 en febr. 1989
Familie: Oleaceae
Geslacht: Jasminum (jasmijn)
Soorten en herkomst: azoricum – Madeira, beesianum – West China, numile – Nepal, mesnyi (syn. primulinum) – China, officinaleIran en China, X stephanese (kruising).
Hoogte: klimmende struik, afhankelijk van de soort tot 10 meter. De Jasmijn is gedeeltelijk bladverliezend hetgeen mede afhankelijk is van de wintertemperatuur.
Veel Jasmijnsoorten worden geteeld om hun geurende bloemen maar ook industriëel voor het maken van parfum zoals in Zuid – Frankrijk. Enkele soorten geuren niet zoals de in ons land winterharde Jasminum nudiflorum en de nauwelijks winterharde J. mesnyi. Deze laatste krijgt wel prachtige gele bloemen zo groot als een gulden; aan de struik komen zowel enkele als dubbele bloemen hetgeen op zich al bizonder is. Als de J. mesnyi niet bloeit lijkt ze trouwens sprekend op de J. nudiflorum. De J. numile heeft eveneens gele bloemen. De J. azoricum heeft witte bloemen die sterk geuren evenals de J. officinale en diens grootbloemige variant: “grandiflorum”.
Bij de J. polyanthemum is de buitenkant van de bloemen rose aangelopen, verder lijkt ze sprekend op de J. officinale.
J. beesianum en J. stephanese hebben ook rose gekleurde bloemen. De J. stephanese is een kruising van de J. beesianum en de eerder genoemde J. officinale.
Vooral de J. mesnyi en de J. stephanese kunnen een geweldige groeikracht ontwikkelen. Zij hebben als kuipplant allebei een extra grote kuip of container nodig. Trouwens alle genoemde jasmijnen doen het beter in een grote pot. Daarbij verlangen ze een voedselrijke humeuze grond en een plaatsje in de volle zon. Dat heeft wel zijn consekwenties voor de winterberging die koel en licht dient te zijn.
Omdat het klimmende struiken zijn dienen de takken gesteund te worden.
Snoei: Als de planten te groot worden kunnen ze goed worden teruggesnoeid. Ook is het mogelijk om van sommige soorten met wat handgrepen een soort kroonboompje te maken, zoals bij de J. officinale en de J. mesnyi. De stam moet dan minstens anderhalve meter hoog worden en aanvankelijk goed gesteund worden. Vermeerderen kan gebeuren door afleggers, bewortelde uitlopers en kopstekken.
VERVOLG JASMINUM (jasmijn)
waarschijnlijk als gevolg van mijn niet al te duidelijke handschrift zijn er in de vorige “parel” enkele plantennamen onjuist overgekomen.
- numile moet zijn J. humile, J. stephanese moet . zijn . J. x stephanense, J. polyanthemum moet zijn J. polyanthum.
Omdat de jasmijn een interessante en niet zo moeilijke kuipplant is volgt hieronder nogmaals een beschrijving van enkele soorten: J. fruticans, J. grandiflorum, J. nudiflorum, J. odoratissimum, J. rex, J. sambac en J. parkeri.
J.nudiflorum is wel de meest bekende winterharde (echte) jasmijnsoort, gedurende deze en ook tijdens de vorige winter overtreft de plant zich door de rijke bloei. Eind oktober al waren de eerste bloempjes aan de struik te zien en ook nu, begin februari bloeit ze nog volop.
Deze nagenoeg winterharde soort kan heel goed in een kuip staan, mits die in verhouding tot de plant wat aan de ruime kant is. Hiermee heeft u ook in de winter iets bloeiends op uw terras of balkon. Dit laatste is de reden waarom ik deze plant hier noem. Deze jasmijnsoort kan men wanneer ze in een pot of kuip staat het beste in het vroege voorjaar, dus direct na de bloei terugsnoeien tot op ongeveer 10 cm. Daarna ziet men heel veel jonge scheuten verschijnen. Gebruikt men J. nudiflorum als klimplant in de volle grond dan snoeit men alleen de oudere takken weg.
In de vorige “Parel” noemde ik J.officinale welke samen met de J. polyanthum de meest bekende niet winterharde soort is. Deze J. officinale heeft nog een aardige variant, nl. J. officinale Aureovariegatum’, ook wel J. officinale ‘Aureum’ genoemd.
De plant heeft bonte bladeren maar wordt slechts zeer zelden aangetroffen. De natuurlijke bloeiperiode is van de zomer tot de herfst. Deze soort zo min mogelijk snoeien, dat gaat namelijk ten koste van de bloei. Moet dit desondanks toch gebeuren, dan het liefst in het voorjaar. Van de J. officinale is nog een cultivar bekend, te weten de J.’Affine’ die grotere bloemen heeft die aan de buitenkant sterk rose gekleurd zijn.
J.grandiflorum, ook wel Spaanse jasmijn genoemd, is een soort waarvan de bloemen ook wat groter zijn dan die van J. officinale, de bloemkleur is echter vuilwit of creme zo u wilt. ze is over het algemeen wat gevoeliger dan de J. officinale. Mijn exemplaar trof ik enkele jaren geleden toevallig aan tussen een grote partij J. polyanthumsoorten, waarschijnlijk ertussen verzeild geraakt omdat beide op het eerste gezicht sprekend op elkaar lijken, zeker als de planten niet bloeien.
- fruticans is een soort die voorkomt in de Mediterrane gebieden. De struik heeft in de zomer zwakgeurende gele bloemtrosjes en kan ongeveer anderhalve meter hoog worden. Het is niet zozeer een klimplant maar een struik met slappe takken.
- odoratissimum is ook zo’n zomerbloeier met eveneens gele bloemen die wat aan de kleine kant zijn maar een heerlijke geur verspreiden; ze worden gebruikt in de parfumindustrie. De uit Madeira afkomstige struik heeft geen klimneigingen maar welvende takken met leerachtige donkergroene bladeren. De temperatuur mag in de winter liefst niet onder de 5ºC zakken hetgeen ook voor de volgende soort van toepassing is.
- angulare, stammend uit Z-Afrika heeft welriekende vrij grote bloemen in grote trossen. Deze klimmende soort bloeit in de nazomer.
- rex heeft misschien wel de grootste en mooiste bloemen van alle genoemde soorten (doorsnede ongeveer 5 cm.); ze verschijnen in de winter en geuren niet.
J.sambac of Arabische jasmijn heeft twee varianten met prachtige respectievelijk dubbele en halfdubbele bloemen: ‘Grand Duke of Tuscany’ en ‘Maid of Orleans’.
Bloemen van zowel de oorspronkelijke soort als de cultivars zijn zeer welriekend en worden gedroogd gebruikt en verwerkt in de zogenaamde jasmijnthee. De plant is een langzame groeier in vergelijking met andere jasmijnsoorten. De bloemen van de J.sambac verschijnen van het voorjaar tot de herfst.
De J.sambac kan het beste wat warmer worden gehouden, minimaal zo’n 15° C. Het is dus eigenlijk geen echte kuipplant.
J.parkeri blijft erg laag (nauwelijks 30 cm.) en draagt kleine gele bloemetjes die in de voorzomer verschijnen in grote getale. De struik heeft heel sierlijke blaadjes en een groei vooral in de breedte.
Omdat ik zelf ook een aantal jasmijnsoorten heb, ben ik erg benieuwd naar de ervaringen van anderen, bel of schrijft u me eens hierover als u wilt.
De meeste jasmijnsoorten hebben een flinke wortelkluit, daarom een relatief grote pot of kuip gebruiken. De planten verlangen een voedselrijke grond en een lichte standplaats.
In het najaar oppassen bij langdurig regenval, als de planten met doornatte wortelkluit naar binnen gaan worden de twijgen soms zwart en sterven af.