Familie: Desfontainiaceae
Geslacht: Desfontainia
Soort: D. spinosa
Een ongewone plant die je hier te lande zelden tegenkomt is Desfontainia spinosa.
In bloei is ze bijzonder mooi te noemen met 4 cm lange, prachtige diep oranjerode buisvormige bloemen, die aan de binnenzijde geel gekleurd zijn en mooi afsteken tegen de donkergroene glimmende bladeren. Deze bladeren gelijken sterk op die van de scherpe hulst, ook in afmetingen en ook met stekels. De bloei valt in de zomer, vanaf juli, en kan duren tot in de herfst bij een gunstige standplaats.
Oorspronkelijk komt D. spinosa uit de Andes en bestrijkt een gebied dat loopt van Colombia tot aan de Straat van Magallanes. Een mooie hybride is de D. spinosa ‘Harald Comber’ waarvan de kleur variabel is in verschillende tinten rood en afkomstig uit Chili. Omdat deze wintergroene struik wat speciale zorg nodig heeft kan dat een reden zijn waarom ze zo weinig wordt aangetroffen alsmede de vrij langzame groei.
Aanvankelijk wilde de kweek bij mij ook niet lukken maar nu geniet ik van de bloemen, evenals in de zomer van 1989.
Deze Desfontainia blijkt zich het meest thuis te voelen op een koele, halfbeschaduwde plek buiten, ook in de winter. Vriest het langdurig en/of streng, dan zet ik haar zolang binnen.
Het overwinteren in de kas of in een andere ruimte lukt niet zo gemakkelijk, meestal is het daar al snel te warm. Bij mij staat de plant in de zomer op de noordoost kant en op de noordwest kant in de winter. In de zomer krijgt ze maar heel even de ochtendzon en in de winter moet ze het helemaal zonder doen.
De plant kan niet tegen de volle zon, houdt niet van kalk en kan ook niet tegen uitdrogen.
De potgrond mag ook ‘s winters niet te droog zijn en in de zomer behoorlijk vochtig en humusrijk met liefst een dikke laag mulch van verteerde bladeren, ongeveer zoals bij de Camellia.
De pH-waarde is plusminus 5,6. Snoeien is vrijwel niet nodig, bij het verplanten moet voorzichtig worden omgegaan met de wortelkluit, des te sneller herstelt ze zich van deze ingreep.
Trouwens, de struik heeft goed tijd nodig om op gang te kamen, zeker bij de vollegrondsteelt.
Desondanks wat mij betreft alleszins de moeite waard!
In Zeeland plus bepaalde kustgebieden en op zeer beschutte plaatsen in de rest van Nederland valt te proberen of cultuur in de volle grond mogelijk is.
Het Engelse klimaat is echter meer geschikt, vooral aan de westkust van Schotland, Noord Ierland en Cornwall.
Daar groeien deze struiken uit tot grotere formaten van bijna 3 meter hoog en breed.
Voor wie het wil proberen: leveranciers zijn bij mij bekend.
(Als u mocht schrijven, graag postzegel bijsluiten voor antwoord!). Dit laatste geldt natuurlijk niet meer!! (redactie)
Maria G.G.Bultman-Ruiter. De Parel, augustus 1990