Deze uitdrukking heb ik ooit eens ergens gelezen, ik weet niet meer waarin of in welk verband, maar ze is uitstekend van toepassing op mimosa, zoals we de Acacia meestal noemen. U weet wel, die takken met filigraanachtige bladeren en niet te beschrijven heerlijk geurende, gele pluisbolletjes, verpakt in namaak-cellofaan.
Mits goed verzorgd haalt u met een mimosa of liever Acacia soort de zonneschijn en daarmee de lente in huis. Er zijn niet tientallen maar wel honderden Acacia soorten bekend, vóórkomend in de tropen en subtropen. Het merendeel vindt men echter in het Australische werelddeel en deze worden ook het meest als kuipplant aangeboden.
Acacia is een lid van de Mimosoideae, een onderfamilie van de Fabaceae (Leguminosae), waartoe bijvoorbeeld ook de Faboideae (met bijvoorbeeld Erythrina en Sophora) en de Caesalpinioideae (voorbeelden: Bauhinia, Cassia en Caesalpina) behoren.
Met de bladeren van Acacia is iets bijzonders aan de hand: een deel van de Acacia soorten heeft namelijk geen echte bladeren, maar vergroeide bladstelen, ook wel fyllodiën genoemd, bijvoorbeeld Acacia armata, A. cultriformis, A. retinodes en A. melanoxylon. Een ander deel heeft zeer sierlijke geveerde bladeren, zoals A. baileyana, A. decurrens, A. dealbata en A. spectabilis. Een bepaalde groep heeft bovendien nog zeer scherpe doornen, zoals A. pulchella, A. cornigera en A. farnesiana.
De meeste veelal subtropische soorten die wij als kuipplant kennen, bloeien tegen het einde van de winter tot in het voorjaar. Enkele zelfs ook in de zomer zoals A. retinodes. De bloeiwijzen zijn meestal geel in allerlei schakeringen van bijna wit tot diep donker geel. Ze zien er uit als kleine bolletjes die paarsgewijs of in trossen in de bladoksels verschijnen. Soms zijn het aartjes zoals bij A. verticillata.
In Italië en Frankrijk worden vooral A. dealbata en A. decurrens cultivars voor de snij geteeld, die dan heel vroeg in het voorjaar in de bloemenwinkels te koop worden aangeboden. A. retinodes kan met een beetje geluk het hele jaar wat bloemetjes geven, daarom wordt deze plant wel “mimosa des quatre saisons”, ofwel “mimosa der vier seizoenen” genoemd. Synoniemen: A. semperflorens, A. floribunda.
Acacia’s laten zich door de leek slecht uit stek vermeerderen, zaaien geeft wat betere resultaten. Omdat deze zaden hard zijn moet men ze een dag of acht in water weken, daarna direkt zaaien in een bakje en dit geheel een warme standplaats geven. De ontkieming van de zaden is vaak zeer ongelijk, sommige kunnen wel meer dan een jaar blijven liggen. Hebben de plantjes boven de kiemblaadjes de eerste echte blaadjes gevormd, dan zet men ze elk in een pot met cactusgrond. Als ze goed aan de groei zijn kunnen ze ‘s zomers naar buiten. Kies wel een zonnige plek, echter eerst aan de zon laten wennen. Mocht u toch willen proberen te stekken dan zijn de maanden juni, juli en augustus de beste tijd om dat te doen.
Halfrijpe scheuten nemen en in kant en klare stekgrond steken. Dit kan heel goed in de platte bak, maar laat dan wel het glas erop, behalve bij zeer warm weer. De zeer fanatieken onder u kunnen eens proberen Acacia’s te enten op een onderstam van A. retinodes (welke men kan zaaien). Deze onderstam moet dan zo’n l½ à 2 jaar oud zijn. De vakmensen vermeerderen vaak op deze wijze cultivars als A. ‘Gaulois’, A. ‘Clair de Lune’, A. ‘Jules Crec’, A. ‘Jean Pierre’, etc.
Over het algemeen houden Acacia soorten, op enkele uitzonderingen na, van lichtzure potgrond (pH 5 tot 6), dus zonder kalk. U kunt dus een verpakte potgrond kiezen van een goede kwaliteit en deze vermengen met wat scherp zand. Een heel mooi en goed mengsel bestaat uit 2 delen potgrond, 2 delen azalea- of Rhododendrongrond (ook kant en klaar te koop) plus 1 deel scherp zand. Denk wel weer aan de drainagelaag onderin. Die kan bestaan uit kapotgeslagen, ouderwetse terracotta potten of hydrokorrels. Zelf verplant ik Acacia’s liever dan bemesting toe te passen. Jonge planten voorzichtig behandelen, de wortelkluit moet zoveel mogelijk intact blijven. In tegenstelling tot wat men vaak denkt hebben Acacia’s in containers nog betrekkelijk veel water nodig. Een enkele keer droog staan is niet erg, maar dat mag niet te lang duren: de plant mag niet écht uitdrogen, ook niet in de winter. Een gezonde plant ontwikkelt in de nazomer al bloemknoppen om in het vroege voorjaar te kunnen bloeien. Mocht u toch mest willen geven, dan vanaf augustus niet meer mesten.
‘s Winters ook worden de meeste fouten gemaakt: vaak is de luchtvochtigheid te hoog en de temperatuur eveneens, met als resultaat schimmels en wegteren van de plant. De lucht moet fris en koel zijn, maar tocht is slecht. Een Acacia kan heel goed ‘s winters buiten overwinteren zolang het niet vriest. Oudere planten verdragen soms kortstondig lichte vorst. Men kan dan zelfs de bloei beïnvloeden: als de plant laat moet bloeien, de plant ‘s nachts buiten laten. Moet de bloei vroeger zijn dan haalt u de plant ‘s nachts binnen en natuurlijk ook bij langdurige vorst. Zolang het niet vriest is een plaats onder een afdak ideaal.
Snoei van Acacia’s:
Acacia’s die men toepast als kuipplant moeten natuurlijk vroeg of laat een keer gesnoeid worden. Een kroonboompje laat men meestal niet hoger worden dan 1,5 à 1,8 meter, min of meer afhankelijk van de hoogte van uw overwinteringsruimte. De sterk doorgroeiende middentak(ken) snoeit men bij de winter- en voorjaarsbloeiende soorten geheel weg. De overige kort men voor de helft in, dit direct ná de bloei. Struikvormen kleinhouden door de oudste takken weg te snoeien.
Enkele mooie cultivars die tegenwoordig worden aangeboden zijn: Acacia ‘Lisette’, A. ‘Clair de Lune’ (waarvan de bloemen dus de kleur van maanlicht hebben: voor wie de zonneschijn teveel is), A. ‘Gaulois’, A. dealbata ‘Pendula’ (mooie treurvorm met prachtig grijsachtig blad). Leuk om te zaaien: A. baileyana, A. baileyana ‘Purpurea’ (mooi blad, jonge scheuten purper gekleurd), A. cultriformis, A. longifolia, A. farnesiana (mooie kleur takken, grillige vorm, zeer welriekende bloemen en mooie doornen), A. pulchella (mooie blaadjes, mooie doornen), A. verticillata (fyllodiën in kransen rond de takken).
Nog even dit: heel vaak worden zaden aangeboden van Mimosa pudica (kruidje roer me niet), een tropisch “onkruid” met geveerde bladeren en roze gekleurde, bolvormige bloeiwijzen. Ze hoort tot de onderfamilie Mimosoideae. Raakt men de blaadjes aan, dan buigen ze naar onder, om na een tijdje weer de normale stand aan te nemen. Deze plant (die dus wél Mimosa heet) wordt 75 cm hoog en kan het beste warm en licht worden gekweekt, geen echte kuipplant dus. Ze bloeit als zaailing al na een paar maanden. Een leuke plant, met name voor kinderen.
Robinia is de boom die wij in de volksmond acacia noemen. De gewone witte vorm heet dan ook Robinia pseudoacacia! Lekker verwarrend en een van de redenen om ons bij de Latijnse naamgeving te houden. Mocht u nog een werkelijk schitterende Robinia voor uw tuin willen hebben dan zou u eens kunnen kiezen voor Robinia x ambigua met heel zachtroze bloemtrossen, in plaats van de gebruikelijke witbloemige (hoewel die ook mooi is en heerlijk zoet geurt). De roze zie je echter maar heel zelden. Houdt u er wel rekening mee dat zo’n boom gróót kan worden.
Wel heel laat, maar iedereen nog een heel gezond, vredig(!) en bloeirijk 1991 gewenst!
Maria Bultman, Parel februari 1991