‘Paarlen voor de zwijnen’ luidt het gezegde. Telkens wanneer een bezoekend plantenleek constateert dat zelfs liguster deel uitmaakt van mijn kuipplantenverzameling, dringt de ware betekenis ervan tot mij door. Schrijnend, want steevast wordt dan geduid op het pronkstuk van de collectie; een werkelijk prachtige mirtestruik.
Gert van Ree Parel nr. 2, 1996
De sierwaarde van liguster wil ik niet geringschatten, maar de mirte verdient een betere bestempeling. Welke andere kuipplant kan zich beroepen op een langere gebruikstraditie of grotere culturele waarde? Reeds de oude Romeinen, Grieken, Egyptenaren en Joden kenden culinaire, kosmetische en farmaceutische toepassingsmogelijkheden van mirte en ook speelde zij een rol in hun religie en stond zij her en der symbool voor begrippen als jeugd, schoonheid, liefde, vruchtbaarheid en . . . maagdelijkheid.
Lokaal worden bruidsboeketten, grafkransen, loofhutten e.d. nog steeds verlevendigd door mirtetakjes en ook de moderne parfumindustrie weet haar als toeleverancier van grondstoffen te waarderen. Soms komen we haar tegen als kamerplant maar onze tegenwoordige stookgewoontes verdraagt ze slecht. Traditionele kuipcultuur doet haar veel meer recht. Vooral in handen van de liefhebber, die oog heeft voor haar bevalligheid en die het zweempje romantiek en mystiek in haar geuren weet te onderkennen, fioreert ze. Mirte, een sfeerplant van formaat!
Familiezaken
Voor wetenschappers staat de mirt als Myrtus communis te boek en ze maakt deel uit van de familie Myrtaceae. Hiertoe rekenen we zo’n 3850 soorten, opgesplitst in twee subfamilies en een 120-tal geslachten. Belangrijke kenmerken zijn het grote aantal opvallende meeldraden in de bloem en het overvloedig voorkomen van oliehoudende kliercellen in diverse plantendelen. Mirte voegt zich bij de subfamilie Myrtoideae, die zich door de ontwikkeling van een vlezige besvrucht onderscheidt van de Leptospermoideae, de andere subfamilie die bij een geslaagde bestuiving een houtige vrucht oplevert.
Het zwaartepunt van verspreiding ligt voor mirte-achtigen in Australië en Midden-Amerika en nutstoepassingen zijn er legio. Zo hebben bijvoorbeeld onze gezondheid en lichaamsgeur baat bij tal van uit de kliercellen gewonnen stoffen, omdat ze het werkzame bestanddeel vormen van respectievelijk door apotheek en parfumerie verstrekte middelen. Van economisch belang zijn hout-, fruit-, (guave, acca) en specerijopbrengsten (pigment, kruidnagel). terwijl in de tropen en subtropen veel soorten in aanmerking komen voor de aanplant in siertuinen.
Uitzonderingen daargelaten verdragen ze de winters in onze klimaatzone slecht en ze dienen die periode dan ook als kuipplant in de koude kas overgehouden te worden. Vele Myrtaceae laten zich deze
handelwijze probleemloos welgevallen en met enige regelmaat komen we, naast Myrtus, in het kuipplantencircuit ook vertegenwoordigers uit de geslachten Acca, Callistemon, Eucalyptus, Leptospernum, Luma, Metrosideros, Psidium en Ugni tegen. Voor de uitgesproken mirtofiel gelden o.a. ook Baeckea, Beaufortia, Calothamnus, Chamelaucium, Eugenia, Kunzea, Lhotskya = Calytrix, Lophomyrtus, Melaleuca en Syzygium als waardevolle geslachten.
Welluidende namen, en een aantal soorten weet klaarblijkelijk niet te beslissen welke ze aan zal nemen; naamsveranderingen zijn dan ook aan de orde van de dag.
Het geslacht Myrtus behelst een honderdtwintigtal soorten, met in beginsel een eigen bloem- en vruchtanatomie. Verreweg het merendeel komt in subtropisch Amerika voor. Van zowel het geslacht als de familie is Myrtus communis de enige van nature in Europa voorkomende soort. Grote delen van het Middellandse zeegebied en Voor-Azië kennen haar als bewoner van stenige, zonovergoten hellingen, maar ook in de ondergroei van dennen en altijd groene eiken komt ze voor. De geurigheid van de maquis, het vrijwel ondoordringbare struweellandschap zoals we dat bijvoorbeeld kennen van Corsica, wordt mede aangedragen door mirten.
De soort
Myrtus communis is wintergroen en ze verankert zich met een fijnmazig wortelgestel, dat eerder breed dan diep uitstoelt. De bossig vertakte en nogal stijf opgaande twijgen bezitten een kaneelbruine, in lengterichting gegroefde schors en ze kunnen bij vollegrondsplanten zo’n vijf meter hoog reiken. De blaadjes, prachtig glanzend diepgroen aan de bovenkant en een tintje lichter en doffer van onderen, zijn kortgesteeld en staan in paren tegenover elkaar. Gaafrandig zijn ze, met een opvallende middennerf en ze voelen enigszins leerachtig aan. Ze tekenen zich toegespitst eirond of lancetvormig in omtrek af en bij kneuzing vervliegt de etherische olie uit de talrijk aanwezige klierpunten. Voorkomende onderhoudswerkzaamheden als snoeibeurt en verkuipklus verworden dan ook tot ware geurorgiën. Maar nog is de climax van al het nasaal genot, dat mirte ons te bieden heeft, niet bereikt! Die valt namelijk in de late zomer, wanneer haar bloemenweelde de lucht met zo’n intens en uniek aroma bezwangert dat ze zich met gemak onder de toppers van de geurplanten weet te scharen.
Vanaf half juni kan zich in elke bladoksel die het voorafgaande jaar gevormd werd, een afzonderlijke bloemknop ontwikkelen. Deze zwelt in enkele weken tijd tot barstens toe op en lijkt dan op een parel, waarvan de zetting uit de vijf puntige kelkbladen met daaronder het vruchtbeginsel bestaat.
De ontsloten bloem toont ons roomwitte kroonblaadjes; ook een kwintet en elk met een omgekeerd eirond silhouet. Gezamenlijk spreiden ze zich uit tot een schoteltje met een centraal ontspringende, stram naar alle kanten uitstaande, toef meeldraden. Het zijn er minstens vijftig en het helle geel van de helmhokjes versterkt de lumineuze indruk, die het geheel opwekt.
Dat de mirtebloem ook bij andere wereldbewoners dan wij mensen populair is, moge blijken uit het grote aantal insecten, dat haar op hun zoektocht naar nectar bevliegt. Het daarmee gepaard gaande gefriemel maakt, dat menig vruchtbeginsel tot een mooi paarszwarte bes uitrijpt. Duidelijke kelkresten bekronen het ‘s winters aanblijvende vruchtje, waarvan de kruidigheid in de receptuur van authentiek mediterrane sauzen wordt benut. Misschien het uitproberen eens waard!
Variëteiten en cultivars
Bovenstaande beschrijving geldt alleen in z’n algemeenheid; de mirte is namelijk van nature zeer variabel in z’n verschijningsvorm. De variëteit Acutifolus uit Portugal bijvoorbeeld verschilt in allerlei opzichten van de lsraelische variëteit romana en voor beide geldt dat ze nabij zee veel gedrongener groeien dan landinwaarts. Verdere van oudsher bekende variëteiten zijn angustifolia. latifolio, baetica, belgica, italica, mucronata en tarentina. Het mag geen wonder heten dat Myrtus communis, immers al millennia onder de mensen. ook diverse kweekvormen kent. Dwerggroei, bontbladigheid, gevuldbloemigheid en allerlei andere habitatsafwijkingen vormden het uitgangspunt voor selectie. Bekende cultivars van de soort zijn: Flore Plena, Leucocarpa en Variegata, terwijl we de variëteit tarentina in de hoedanigheid van Compacta en Microphylla Variegata kennen. Overigens, de cultivarnamen Jenny Reitenbach, Mycrophylla en Nana staan synoniem voor var. tarentina!
Mirte als potplant
Uit de algemeen gangbare kuipplantenliteratuur blijkt, dat groenauteurs eensgezind mirte’s rijke historie en welriekendheid op prijs weten te stellen. Door telkens ook het vermeende gevaar van foutief begieten en haar walging van kalk te benadrukken, lijkt ze een behoorlijk lastige kostganger. Niets is minder waar! Inderdaad lust ze op een zomerse hoogtijdag meer dan een flinke slok water en moet haar wortelkluit ook tijdens de winterrust voortdurend ietwat vochtig aanvoelen; maar sinds wanneer ervaart een plantenhobbyist het met enige aandacht ter hand nemen van de gieter als een bezoeking? Dat mirte de voorkeur geeft aan zacht regenwater boven het kalk- en chloorrijke leidingwater, stoot haar ook niet bepaald van het voetstuk. Mocht u uw exemplaar met de grote droogte in waterland kennis hebben laten maken, vertrouwt u haar dan niet al te vlug aan de composthoop toe. Zelfs wanneer het gebladerte totaal verdort, kunnen verscheidene, tot dan toe latent aanwezige knoppen op vooral het oudere hout alsnog uitlopen en een nieuwe, eigenzinnig gestructureerde struik opbouwen. Hoewel ze tijdens het groeiseizoen hoegenaamd geen eisen stelt aan haar standplaats, zal mirte’s verschijningsvorm onder uiteenlopende condities variëren. Blootgesteld aan zon en wind groeit ze compact met stevig loof, terwijl ze op een beschaduwde plekje in de luwte wat losser opschiet en beduidend minder willig bloeit. Voor haar winterverblijf verwacht ze enkel dat het voldoende lichtinval en luchtcirculatie bezit en dat de temperatuur er beslist de 10 ° C-grens niet overschrijdt. Enkele graden vorst verdraagt ze met gemak en in onze zuidwestelijke kust- en stadsgebieden, waar de winters gewoontegetrouw milder zijn dan elders in het land, kan ze vrijwel het gehele jaar buitenshuis doorbrengen. Zonder meer behoort daar ook vollegrondstoepassing, met name als leiheester, tot de mogelijkheden.
Naast het eigen onderkomen profiteren ook begeleidende potplanten van onze door lentegevoelens gedreven schoonmaak- en herinrichtingsdriften. Jonge mirtes ondergaan die om het jaar met graagte, maar oudere exemplaren worden liever om de vijf of meer jaar verplant. Dat we hierbij, ondanks de hoge verdampingsgraad ervan, terracotta en houten kuipen prefereren boven die van kunststof, spreekt voor zich. De zogenaamde azaleapot, ondiep en breedgevormd, is een uitermate geschikt mirtemodel. Om te voorkomen dat de wortelpruik al te zeer met het drainagemateriaal verklit, is het zinvol een scheidende laag anti-worteldoek aan te brengen.
Kant-en-klare verpakte heide- en rhododendronpotgrond voldoet als substraat voor mirten, maar wie ze aanschaft kan zich een zekere nonchalance ten aanzien van het Noordeuropees hoogveen, wingebied van het bosmateriaal. niet ontzeggen. Wellicht kunt u beter uw toevlucht nemen tot cocopeat, het gecomposteerde bijproduct van de klapperteelt. Met wat brekerzand, fijngewreven molshopengrond uit het veenweidegebied en bloedmeel vormt dat een goed werkbaar potmengsel; voldoende voedselrijk en met een puike waterhuishouding. Mirte’s wortelgestel voelt er zich prima in thuis, zeker wanneer er af en toe bijbemest wordt met een brouwsel van bloedmeel en water. Enige mate van stankbestendigheid zal u hierbij zeer zeker van pas komen.
Mirte groeit behoorlijk snel en ook gekuipt kan ze een hoge leeftijd bereiken. Om haar te kunnen blijven huisvesten zal ze waarschijnlijk dan ook met enige frequentie een snoeibeurt moeten ondergaan. Keuzebepalende factoren voor het tijdstip waarop dat plaatsvindt zijn behoud van bloeihout en de wenselijkheid van een winterdek. De vormsnoeiers onder ons kunnen hun kniplust en creatieve inspiratie vrijwel onbeperkt op mirte botvieren. Bloei zal dan grotendeels achterwege blijven, maar naast het bekende stamboompje en de formele bollen, pyramiden en spiralen behoren ook allerlei fantasie figuren tot de mogelijkheden.
Gebreksziekten kent mirte nauwelijks en indien ze koel en luchtig genoeg de winter is doorgekomen, zullen schimmelaantastingen en dierlijke belagers nooit in die mate optreden dat chemische bestrijding noodzakelijk is. Het mag een onmisbaar voordeel genoemd worden, dat het monster lapsnuitkever haar links schijnt te laten liggen.
Nee, mirte is zo moeilijk nog niet!
Verkrijgbaarheid en vermeerdering
Klaarblijkelijk weet mirte de koopmansgeest van kweker, bloemist of tuincentrumbons nauwelijks te bekoren. Slechts zelden treffen we bij hen de soort of eventueel haar bontbladige vorm aan. Een enigszins grotere kans op een ontmoeting levert Myrtus communis var. tarentina Compacta op, die dan meestal de status van kamerplant moet dulden. Hogere machten uit de oudheid omgaven zich dikwijls met mirten en mogelijk is het Hen te danken, dat ze zich vrij eenvoudig laat vermeerderen. Korte, gehielde stek, tactvol verkregen uit het snoeiafval van botanische tuin of particuliere verzameling, bewortelt zonder bijzondere ingrepen binnen enkele weken. Wie generatieve voortplantingsmethodiek voorstaat, kan de betere zaadverzendbedrijven aanschrijven of bijdehand gebruik maken van de besdracht van mirtetakken, die rond kerst deel uitmaken van het snijgroen in de bloemenkiosk. Het vroege voorjaar is het uitgelezen tijdstip voor zowel zaaien als stekken, want jonge planten kunnen al vrij snel van de groeizaamheid van het seizoen profiteren.
Slot
Een mooie, al dan niet vormgesnoeide mirtestruik in pot vormt een stijlvol groenelement op terras of balkon en ook een plekje zomaar ergens in de tuin weet ze met statigheid en sfeer te omhullen. Sommigen beweren zelfs dat in haar nabijheid het glas wijn voller van smaak is en dat de diepere betekenis van zowel het gesproken als het op schrift gestelde woord zich beter laat oppakken. Het zou een ieder, die hart heeft voor kuipplanten, tot de verbeelding behoren te spreken, dat een gewas, dat lusthoven en tempels van Grieken en Romeinen opluisterde, zich ook in het tijdperk van de elektronische snelweg onder ons cultuurgoed weet te scharen. Jammer genoeg op uiterst bescheiden schaal en haar relatief eenvoudige teeltwijze in acht genomen mag dat op z’n minst verwonderlijk heten. Ik hoop dan ook, dat dit artikel een pleidooi mag zijn voor een ruimere aandachtsbesteding. Ze verdient het!
Verantwoording: Grote delen uit dit artikel worden gedragen door feitelijkheden, die naast de algemeen bekende naslagwerken op dit gebied voornamelijk ontleend zijn aan de geïllustrierte ‘Flora von Mittel-Europa’ van Gustav Hegi ( 1926!)
Belangrijke informatie werd verder welwillend aangereikt door Marco Roos, Pieter Zwijnenburg, Jacques Klerx en Wim Snoeijer. Waarvoor dank!
Myrtus communis, 5 jaar oud