Tot de meest spectaculaire klimplanten behoort ongetwijfeld de Bougainvillea, die we buiten tegen muren en gebouwen kunnen aantreffen in de landen rond de Middellandse Zee. In de vorige eeuw nam de Franse admiraal Louis Antoine de Bougainville enkele soorten vanuit Brazilië mee naar Europa en gaf zijn naam aan dit geslacht. Tijdens mijn vakantiereizen naar de Cote d’Azur, en vooral Portugal, werd ik getroffen door de waterval van bloemen die een enkel plant gedurende maanden kan produceren. Het gevolg was dat mijn reisgenote naast mij in de auto soms dagen de zwiepende ranken moest trotseren. Inmiddels vermeerder ik de planten zelf in een kasje bij het huis, terwijl ik dit voorjaar een ruime hobbykas in Monster heb gehuurd die ‘s zomers vol staat met bloeiende planten. Naast de Bougainvillea hebben ook de Oleander, Tibouchina, Citrus en Lantana mijn aandacht.
De Bougainvillea behoort tot de familie van de Nyctaginaceae. Drie soorten zijn bekend geworden:
a. de Bougainvillea glabra,
b. de Bougainvillea spectabilis,
c. de Bougainvillea peruviana.
Een bekende hybride is de Mrs. Butt, een helder rood-rose varieteit, ontstaan uit de B. peruviana en de B. glabra. Bij Bougainvillea worden de witgele bloemen omgeven door schitterende bloembladeren die wit, geel, licht tot donker paars, rose of rood kunnen zijn. Veel kwekers geven de hybriden zelf een naam, ook in het buitenland, zodat duidelijkheid in de nomenclatuur ver te zoeken is. De hier in Nederland gekweekte Bougaivillea die u in de winkel koopt, is meestal van goede kwaliteit. Een nadeel vind ik persoonlijk dat de verschijningsvorm van deze plant geweld wordt aangedaan door de presentatie als “hoepeltjesplant” (zoals ook bij de Stephanotis, de Plumbago en Jasminum).
Er bestaan ook dwergvormen die als struikje gepresenteerd worden zoals de lila “Alexandra”. Ik zelf probeer een kweekwijze te vinden waarbij het klimmend karakter in combinatie met het struikachtige gecombineerd wordt. Veel tijd besteed ik verder aan de gewone “wilde” paarse Bougainvillea die als klimplant groeit aan de Middellandse zeekust. Dit is een sterke, gemakkelijk bloeiende soort, die zelfs half winterhard zou zijn (tot -7 graden C). Samen met een collega, een bioloog, ga ik de mogelijkheid bekijken of deze Bougainvillea wat meer winterhard te krijgen is en/of de bloeibaarheid te beïnvloeden is. Wist u dat u deze paarse B. glabra gemakkelijk als kuipplant kunt kweken ? In de zomer van 1986 heb ik enkele exemplaren in tuinen en op balkons “uitgezet”. Op een overdekt, beschut balkon op de achtste etage in Voorburg, bloeide de Bougainvillea van juni tot in september met een korte onderbreking in augustus. Het was een plant van anderhalve meter hoog en een meter breed die veel bekijks trok. Dit jaar zijn de resultaten door het uitblijven van mooi zomerweer wat minder, maar in vergelijking met menig ander klimplant brachten deze zonaanbidders het er niet slecht vanaf. De verzorging van de kleine Bougainvillea die u in de winkel koopt, komt hier op neer:
Een bloeiende plant kunt U in huis op een zonnige plaats op de vensterbank zetten. De plant kan hoge temperaturen verdragen tot ruim 35 graden c. Goede ventilatie is nodig. De plant voelt zich echter het best buiten op een beschutte, zeer zonnige plek, tegen een zuidmuur, op een balkon of onder een erker. In een mooie zomer bloeit de plant bijna ononderbroken door, maar normaal is een eerste bloei in juni tot augustus en een tweede, rijkere bloei vanaf september. Het weer bepaalt in hoge mate het tijdstip van bloei. Wel moet u de plant voor de eerste nachtvorst binnen halen. In 1986 was dat bij ons in Voorburg pas half december. Vervolgens de plant koel en vorstvrij wegzetten (slaapkamer, zolder).
De plant is tolerant wat de temperatuur betreft. Ideaal is een temperatuur variërend van 4 tot 14 graden C. Licht is minder belangrijk. Inmiddels verliest de plant zijn laatste bladeren en gaat in winterrust. De potkluit mag in de winter niet helemaal uitdrogen.
Nog in februari verpotten.
Gewone potgrond is voldoende. De perfectionist voegt er een vierde volume klei, wat metselzand en beendermeel aan toe. Vervolgens zeer zonnig achter glas plaatsen (een verhoogde etage heeft dikwijls al eerder meer licht). Het uitlopen gaat zeer langzaam, in april en mei zet de groei goed door. Potgrond licht vochtig houden en tijdens de groeiperiode wekelijks bemesten. Wanneer de plant begint te kleuren en het weer voelt al wat zomers aan dan kan de plant naar buiten. Zet een bloeiende plant nooit plotseling in een door een centrale verwarming verwarmde kamer. Door de lage luchtvochtigheidsgraad is de kans op bloem en/of bladval groot. De Bougainvillea verdraagt overigens de afwisseling van zonnehitte overdag en de relatieve koude ‘s nachts goed. De Bougainvillea heeft zelden last van ziektes. Soms kleurt het blad tussen de nerven geel. Dit gebrek (chlorose) kan verholpen worden door goed bemesten en/of ijzerchelaat toe te voegen aan het gietwater. Jonge bladeren en ook de schutbladeren zijn een lekkernij voor de groene bladluis. Pas op met chemische middelen als de plant bloeit; de schutbladeren kunnen schade oplopen. Heeft u slechts enkele exemplaren, gebruik dan een millieuvriendelijk middel of verlaag anders de gifconcentratie tot 3/4 van de voorgeschreven waarde. Overigens wil een douche ook nog wel eens helpen. Wolluis is lastiger en komt vooral veel bij “hoepeltjesplanten” voor. Wolluis is een klein pluizig beestje, vuilwit van kleur, dat zich meestal in de oksels van de bladeren of onder het blad ophoudt. Bij een lichte aandoening aanstippen met spiritus. Bij ernstige aantasting chemische middelen gebruiken. Soms is het beter de plant weg te doen. Bij chemische middelen liever geen spuitbussen gebruiken; de concentratie is niet te veranderen terwijl koude-schade, door de drijfgassen niet denkbeeldig is. De Bougainvillea kan oud worden, ook in een pot. Een verhout exemplaar kunt U verjongen door direct na het verpotten de hoofdrank zeer drastisch terug te snoeien (tot op ongeveer 20 cm). Net als bij het snoeien van rozen is daar enige moed voor nodig. De plant loopt meestal weer uit en u heeft dan een verjongde, frisse plant. Nadeel van dit snoeien is dat bij sommige hybriden de bloei word verlaat.
Stekken kunt u in maart of april met bodem verwarming in een kweekbak of onder plastic. De stek is 10 a 15 cm lang, bijna potlootdik en afgesneden onder een knop. Wrijf die knop weg en snoei een eventueel doorntje weg. De bovenkant van de stek moet minimaal een uitlopende knop bevatten waarvan de blaadjes 1 cm lang zijn. Doop de bevochtigde onderkant 1 cm in stekpoeder (bijvoorbeeld Rhizopon B 0,2%) en plaats de stek in een mengsel van zand en potgrond (of turf). Plaats de kweekbak licht, maar in de schaduw. Ook van augustus tot oktober kunt u nieuwe, goed gerijpte ranken van de moederplant gebruiken als stekmateriaal. Alleen is dan wel de winter in aantocht, zodat het kort dag word om de hele procedure tot een goed einde te brengen.
In een van de volgende “Parels” meer over de paarse kuipplant Bougainvillea en meer genuanceerde gegevens over stek en snoeimethoden en informatie over verschillende hybriden
H van Barneveld De Parel, oktober 1987
Dit artikel is een kopie van het originele artikel in De Parel van oktober 1987. Alleen de foto’s zijn nu toegevoegd!
Het vervolg, deel 2, wordt in de maand oktober op de website gepubliceerd.