Kuipplanten kunnen op meerdere manieren vermeerderd worden: zaaien, stekken, enten of scheuren.
Zaaien
Voor het zaaien heeft men een zaaibak nodig (liefst met bodemverwarming) en zaaigrond bestaande uit een deel turfmolm en een deel scherp zand. De bodemtemperatuur mag variëren tussen 20°C en 26°C. Het beste resultaat behaalt men wanneer de zaden direct na de oogst worden gezaaid. Ze zijn dan goed kiemkrachtig. Er zijn echter ook zaden die een koude periode nodig hebben om de kiemrust te doorbreken. Een voorbeeld hiervan is de Chileense Honing Palm (Jubaea chilensis). Harde zaden van bijvoorbeeld Acacia kunnen eerst aangevijld of geruwd worden. Dit kan gebeuren met schuurpapier of met een nagelvijl, zodat het vocht beter in het zaad kan doordringen. Ook zijn er zaden die gedurende 12 tot 24 uur geweekt moeten worden in warm tot heet water. Deze zaden niet op laten drogen, maar meteen zaaien en bedekken met een laagje scherp zand. Enkele voorbeelden hiervan zijn Camelia, Citrus, Canna, Strelitzia en Acacia.Verder zijn er ook nog “licht-kiemers”. Deze zaden moet u op zaaigrond zaaien en afdekken met plastic of glas. Enkele voorbeelden hiervan zijn Asarina en Rhodochiton.
Stekken

Voor het stekken heeft men nodig: een stekbak (liefst met bodemverwarming) en stekmedium bestaande uit kant-en-klare stekgrond, zoals cocopeat, of eventueel zelf gemaakt stekgrond, bestaande uit een deel potgrond, een deel turf en een deel scherp zand. Andere benodigdheden zijn kleine potjes, een scherp mesje, een plantpin (of satéstokje) en stekpoeder. Men kan op twee verschillende manieren stekken nemen: kopstek en tussenstek. Bij een kopstek gebruikt men het bovenste deel van een takje, jong en zacht; een tussenstek daarentegen is halfverhout of verhout. Voor beide soorten stek, zacht of verhout, zijn verschillende stekpoeders in de handel. Met een scherpmesje snijdt u een kopstek van ca. 10 cm, een stukje onder een knop. Grotere bladeren dient u te halveren, dit om verdamping te beperken. Maak met een plantpin een gaatje in het stekmedium en doop de stek 2 cm in het stekpoeder. Daarna steekt u de stek in het stekmedium en druk het geheel goed aan. Ditzelfde geldt ook voor een tussenstek, maar hiervoor neemt u een langere tak waar meerdere stekken uit gesneden kunnen worden. Verhoute stekken mag men aan de onderkant insnijden. Als de stekgrond te dicht is, kan er callusvorming (een witachtige verdikking) onder de stek ontstaan. Met een scherp mesje mag u dit wat verwonden zodat er kleine wortels uit kunnen groeien. De optimale bodemtemperatuur is afhankelijk van de soort plant. Dit varieert tussen 20° en 30° C. De stekbak moet regelmatig gelucht worden om schimmelontwikkeling te voorkomen. Afhankelijk van de plantensoort, is de stek na 1– 4 weken beworteld en kan deze worden opgepot.
Enten
Waar vermeerdering via zaaien of stekken geen goede resultaten geeft kunnen wij onze toevlucht zoeken tot enten. Vele van onze (sier)planten komen in de natuur voor en zij hebben zich daar aangepast aan de plaatselijke omstandigheden in hun land van herkomst. Dat kan betekenen dat een plant bij ons niet of nauwelijks (in een pot) kan groeien. Wij zeggen dan: de plant heeft te zwakke wortels, maar wij bedoelen dat hij ongeschikt is voor de cultuur in een pot, inclusief het overleven van een relatief lange en donkere winterperiode. Als wij onze “zwakke” plant via enting het wortelgestel zouden kunnen geven van een sterk familielid zou het probleem uit de wereld zijn. Enkele voorbeelden van deze categorie zijn:
- De meeste soorten Citrus. Als onderstam wordt vaak Poncirus
Poncirus trifoliata trifoliata gebruikt, welke laatste planten kunnen worden verkregen door te zaaien met verse zaden of te stekken.
- Diverse Hibiscus rosa sinensis variëteiten. Geschikte onderstammen verkreeg ik door een geënte plant te kopen, waarvan de onderstam één paar zijtakjes had ontwikkeld. Deze zijtakjes konden via stekken worden opgekweekt en vermeerderd.
- Adenium wordt via Nerium oleander aan sterke wortels geholpen.
- Tenslotte noem ik Swainsona formosa, uit Australië. Deze plant wordt als jonge zaailing geënt. Kleine Clianthus puniceus plantjes gaven mij tot nu toe de beste resultaten. Zie het naschrift bij dit gedeelte. De gewenste vorm van een plant kan een andere reden zijn voor enting. Als wij een slingerplant of een hangplant als kroonboompje willen kweken, dan enten wij hem op een geschikte onderstam die stevig genoeg is om de plant te dragen. In dit geval is de onderstam letterlijk de stam van het kroonboompje. Voorbeelden hiervan zijn hangfuchsia’s en Abutilon megapotamicum. De laatste doet het goed op een robuuste, normale Abutilon. Ik gebruik een “ordinaire” oranje snelgroeier, waarvan de stekken in één jaar meer dan 1 meter hoog kunnen worden.Tenslotte kan het voordeel hebben een langzaam groeiende plant te enten op een onderstam van een snel groeiende soortgenoot. Een kroonboompje van een rode of gele Lantana camara kweek je relatief snel door een onderstam van een snel groeiende bonte Lantana te gebruiken. Voor de goede orde: vele winterharde sierstruiken en sierbomen worden door hun kwekers geënt om dezelfde redenen als hierboven bedoeld. Bij nutsgewassen, zoals vrijwel alle vruchtbomen, gelden nog weer andere redenen, maar die mogen hier buiten beschouwing blijven. In het onderstaande beschrijf ik hoe een amateur kan enten met huis-, tuin- en keukenhulpmiddelen. Het lijkt wellicht een beetje “knullig”, maar de resultaten zijn goed. Mijn ervaring is opgebouwd met planten die vol doen aan de volgende voorwaarden: de “moederplant“ moet in de groei zijn en hij moet zijtakjes hebben. Je moet ook kleine planten hebben van een soort of variëteit
die als onderstam kan dienen. De onderstam moet vanzelf sprekend ook in de groei zijn. De hele periode van voorjaar tot het einde van de zomer is geschikt.
De “technische” benodigdheden.
- Een zeer scherp geslepen, kort, stijf aardappelschilmesje. Een echt entmes is voor onze meestal dunne twijgjes een dure en niet echt noodzakelijke luxe.
- Een snoeischaar.
- Spiritus en een schoon velletje keuken- of toiletpapier.
- Een schuifmaat om de dikte van de ent en de onderstam te kunnen meten.
- Grote elastiekjes en een klosje “meebrei-elastiek“ van de dikste soort. Het laatste vind je in een handwerkwinkel. Ik gebruik elastiekjes voor het binden van relatief dikke, geheel verhoute delen en “meebreielastiek“ voor dunne, nog soepele enten en onderstammen.
- Repen plastic folie, 25-30 cm lang en ca. 1,5 cm breed, geknipt van een dunwandige plastic zak.
- Stevige, doorzichtige plastic zakken van ca. 1 liter inhoud.
- Dunne tonkin steunstokjes.
Werkwijze.
- Gewapend met een schuifmaat zoek je een takje van de moederplant en een onderstamplant uit, die ergens van gelijke diameter zijn. Vele planten hebben enigszins ovale takken en stammetjes. Dit geeft extra vrijheid bij het zoeken naar plaatsen met een gelijke diameter.
- Leg gereed: een stuk van 20 tot 30 cm “meebreielastiek“ of een opengeknipt elastiekje, een plastic lint en een plastic zak met een paar druppels water erin.
- Reinig het mesje, de snoeischaar en je vingers met het keukenpapier en spiritus.
- Knip de ent af een paar cm. onder de gewenste plaats en haal de bladeren eraf op één of twee kleine blaadjes na aan de top.
- Meet nogmaals de diameter van de ent en de onderstam om de juiste plaats voor de enting te vinden.
- Knip de onderstam af op de gewenste plaats. Laat enige bladeren aan de plant zitten en eventueel ook een zijtakje.
- Klief de onderstam over een lengte van 1 tot 2 cm, afhankelijk van de dikte.
- Knip de ent af op de juiste plaats en snijd hem wigvormig toe, ook over een lengte van 1 tot 2 cm. Elke snede moet bij voorkeur in één beweging worden gemaakt en mooi recht zijn. (zie figuur )
- Schuif de ent in de gekliefde onderstam en zorg dat de bast van de ent precies tegenover de bast van de onderstam ligt.
- Omwikkel de entplaats met het elastiek. Leg de eerste 1 of 2 windingen over het begin van het elastiek, zodat het begin niet meer kan loswikkelen. Rek het elastiek uit gedurende het binden. Hierdoor worden de beide helften van de onder stam gedwongen zich overal goed aan te vleien tegen de ent, ook als die niet ideaal vlak is toegesneden. Knoop het elastiek dicht.
- Omwikkel nu de entplaats met het lint om hem af te sluiten tegen verdamping. Knoop het lint ook dicht.
- Zet de plastic zak over de ent en sluit hem onder de entplaats met behulp van een wasknijper. Als de plastic zak zo slap is dat hij niet uit zich zelf wil blijven staan, zet je een dun tonkinstokje in de pot en bevestig de bovenzijde van de zak daaraan, ook met een wasknijp
er. Zet de plant op een plaats in de schaduw, liefst in een kas. Zodra de ent tekenen van groei vertoont wordt de plastic zak aan de onderkant geopend en na enige dagen geheel verwijderd. Als de groei doorzet worden eventueel aanwezige zijtakjes van de onderstam afgehaald en wordt de omwikkeling van de entplaats verwijderd. De entplaats kan met “wondafdekmiddel“ (te koop in tuincentra) worden besmeerd, maar nodig is dit niet. De periode tussen enten en zichtbaar “aanslaan“ van de ent bedraagt normaal gesproken 2 tot 3 weken. Echter, bij een ent die afkomstig is van een “geremde“ plant kan het aanmerkelijk langer duren. Dit laatste zeg ik omdat de laatste jaren vele bij kwekers en tuincentra gekochte planten met een groeiremmer zijn behandeld, soms zelfs vrijwel “doodgespoten“. Enten van dergelijke planten slaan langzaam aan. Vanaf het moment dat de ent normaal groeit wordt de plant verder gekweekt zoals een gewone plant, gewend aan de zon en eventueel buiten gezet.
Naschrift.
In het bovenstaande is slechts één eenvoudige manier van het snijden van ent en onderstam besproken. Er zijn nog diverse andere vormen, die in dit bestek niet aan de orde konden komen. Lezers die meer van enten willen weten moge ik verwijzen naar een boek over de vermeerdering van planten, bijvoorbeeld “Zelf planten vermeerderen“ van Wright / Oudshoorn uitgegeven door Zomer en Keuning, Wageningen ISBN 90 210 0395 3. Het enten van Swainsona formosa zaailingen gaat in principe bijna zoals hierboven beschreven, maar de hulpmiddelen zijn vanzelfsprekend veel kleiner dan bij de in het bovenstaande beschreven voorbeelden. Ik zal geïnteresseerde lezers gaarne op weg helpen.
Delen of scheuren
Bij kuipplanten met wortelstokken of rhizomen kan men deze in de groeitijd afsnijden, laten indrogen of met houtskool insmeren en apart oppotten. Een voorbeeld hiervan is Hedychium.
Auteurs: W.G. Gelling en A.M. Klerks-v/d Meiden