Inleiding
Planten voeden zich met betrekkelijk eenvoudige anorganische stoffen. Daaruit maken ze zelf ingewikkelde organische verbindingen zoals vitamines, koolhydraten, eiwitten en vetten. Vrijwel al hun voedingsstoffen halen ze uit de bodem, water dient daarbij als transportmiddel. Eén voedingsstof halen ze als gas uit de lucht: koolzuurgas. Overdag maken ze met behulp van zonlicht en bladgroen zetmeel en suikers, waarbij zuurstof vrijkomt (koolzuurassimilatie). ‘s Nachts kunnen ze dat niet en ademen ze, net als wij, zuurstof in en koolzuurgas uit. Omdat bekend is welke voedingsstoffen een plant uit de bodem haalt en omdat deze stoffen gemaakt kunnen worden, kunnen we planten kunstmatig voeden met kunstmest (anorganische bemesting). In de vrije natuur heeft een plant dezelfde stoffen nodig maar die zijn niet direct beschikbaar. Ze komen voor in de organische bestanddelen van de bodem, in de humus. Het zijn restanten van de planten zelf (afgevallen blad) en van dode planten, dieren, schimmels en micro-organismen. Eerst moeten deze restanten worden afgebroken door schimmels en bacteriën. Daarbij ontstaan weer de eenvoudige anorganische voedingsstoffen die een plant direct kan opnemen. Dit proces heet mineralisatie. Als wij dit natuurlijke systeem toepassen spreken we van organische bemesting.
We zetten onze kuipplanten zelden in de vrije natuur, dus in de volle grond. Integendeel, we zetten ze, als kanaries in een kooitje, in een pot. Omdat hun wortels niet in de breedte en in de diepte kunnen uitgroeien om water en voedsel op te nemen moeten we ze mesten en veel water geven. Door dat vele water spoelen de voedingsstoffen die in de potgrond zitten gemakkelijk uit. Extra mest, overbemesting, is dus noodzakelijk. Gebruiken we daarvoor kunstmest of organische mest? Het antwoord lijkt eenvoudig: het kan een plant niet schelen of de stikstof die ze nodig heeft uit een fabriek komt of uit een koe. Maar zo eenvoudig is het niet. Hieronder gaan we nader in op de voor- en nadelen van kunstmest en organische mest.
Voedingsstoffen
“Kijk eens wat een prachtige Abutilons”, zei een kuipplantenliefhebster tegen me, “maar ze bloeien bijna niet”. Ik zag welige planten met donkergroen blad. Ze bleken bemest met een kunstmest die erg veel stikstof bevatte in verhouding tot de andere voedingsstoffen. Het is dus belangrijk te weten welk effect de verschillende voedingsstoffen hebben op de groei en de bloei van de plant. De voedingsstoffen vallen uiteen in twee groepen: hoofdelementen en spoorelementen. De hoofdelementen zijn: stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K). Eigenlijk horen magnesium (Mg) en calcium (Ca) er ook bij. We gaan eerst naar deze hoofdelementen kijken.
Stikstof
N is noodzakelijk voor de opbouw van eiwitten (en dus van enzymen). Eiwitten zijn vooral bouwstoffen. N veroorzaakt een snelle groei en een donkere bladkleur. Het stimuleert dus vooral de vegetatieve ontwikkeling van de plant en remt daarbij de ontwikkeling van bloemknoppen. Het is een opjager. Bij teveel N groeit de plant lang en slap uit en wordt ze extra gevoelig voor ziekten en plagen. Planten leven in een zee van stikstof. 79% van de lucht bestaat uit N-gas. Maar planten kunnen daar niets mee. Ze moeten de N uit de bodem opnemen in de vorm van nitraten en ammoniumverbindingen. In de bodem leven bacteriën die N-gas wél kunnen omzetten in nitraten. Vlinderbloemigen hebben daar slim gebruik van gemaakt; ze bieden stikstofbacteriën gastvrijheid in hun wortelknolletjes.
Fosfor
P stimuleert de ontwikkeling van wortels, bloemknoppen en zaad. Het zit ook in eiwitten en is dus onmisbaar voor de groei van de plant. Het wordt in de vorm van fosfaten uit de grond opgenomen.
Heliotropium
Kalium
K speelt bij vele processen in de plant een rol, o.a. bij het openen en sluiten van de huidmondjes en bij de vorming van zetmeel en suikers. Het zorgt voor stevige stengels en intensiveert de bloemkleur. Het verhoogt de weerstand van de plant tegen ziekte en kou, het zorgt dus voor een goede voorbereiding op de winterperiode (afrijping).
Magnesium
Het belang van Mg wordt vaak onderschat. Soms komt het in mengmeststoffen niet eens voor. Het speelt, als onderdeel van het chlorofylmolecuul, een belangrijke rol bij de vorming van bladgroen. Daarnaast heeft het nog een aantal belangrijke functies. Bij veel gieten met hard water is de kalk in dat water er de oorzaak van dat de plant Mg slecht kan opnemen. Bladvergeling kan het gevolg zijn. Op die chlorose kom ik nader terug.
Calcium
De plant heeft kleine hoeveelheden Ca nodig, o.a. voor de opbouw van de celwanden. Het wordt in de land- en tuinbouw in grotere hoeveelheden toegepast om de zuurgraad van de bodem te beïnvloeden. Sommige planten houden van een kalkrijke bodem, zoals Convolvulus cneorum. Andere hebben een hekel aan Ca, zoals vele vertegenwoordigers van de Myrtaceae, Arbutus, Gardenia en Camellia.
Naast de hierboven genoemde hoofdelementen heeft de plant spoorelementen nodig. In heel kleine hoeveelheden, maar ze zijn wel essentieel voor een goede gezondheid. Voorbeelden zijn: ijzer (Fe), zwavel (S, wordt ook wel tot de hoofdelementen gerekend), mangaan (Mn), borium (Bo), koper (Cu) en zink (Zn). In een goede tuingrond met een redelijk gehalte aan organische stof komen ze meestal in voldoende mate voor. In de grond in onze potten is dat niet zeker. Bovendien zorgt ons gesjouw met gieters voor de nodige uitspoeling. Bij de keuze van kunstmest moeten we er dus op letten dat er ook spoorelementen in zitten. Dat is niet in elke meststof het geval. Als planten te weinig van één of andere voedingsstof krijgen ontstaat een gebreksziekte. Bij een teveel ontstaan overmaat-verschijnselen, zoals bij de Abutilons van de eerder genoemde kuipplanten-liefhebster. Het is ondoenlijk alle gebreksziekten te noemen. Om één ervan kunnen we niet heen, dat is chlorose. Vooral bladhoudende planten zoals Citrus hebben er soms last van. Je ziet het aan de bladeren, die een gele kleur vertonen tussen de nerven. De plant kan kennelijk niet voldoende bladgroen maken. Gebrek aan bepaalde voedingsstoffen kan de oorzaak zijn. Aan het bovenstaande blad is te zien dat tekort aan Fe de oorzaak is. Ook Mg-gebrek kan chlorose veroorzaken. In dat geval is het bladgroen tussen zijnerven verdwenen, de betreffende plekken zijn bruin. Verwar dit niet met zonnebrand.
Crotalaria agatiflora
Een roestige spijker helpt niet bij ijzergebrek. IJzeroxyde kan niet worden opgenomen. Wel Fe in de vorm van ijzerchelaat. Dat is hier en daar bij kwekers wel te krijgen. Gebruik er zeer weinig van, in hoge concentraties zijn chelaten giftig.
Mg-gebrek kan worden bestreden met de meststof Magnisal. Het bevat 11% N en 15% Mg. Als chlorose het eerst in de oudste bladeren optreedt is dat een aanwijzing voor gebrek aan N of Mg. De plant haalt het daar weg om er de jonge bladeren mee op te bouwen. Weghalen van S, Fe en Mn gaat minder gemakkelijk. Bij gebrek daaraan zie je chlorose eerder optreden in de jongste bladeren. Zo krijg je, samen met het ziektebeeld van de bladeren, aanwijzingen voor de oorzaak.
Anorganische meststoffen
De hoeveelheid voedingsstoffen die in een meststof zit wordt aangegeven met NPK-getallen, bijvoorbeeld 20N-5P-30K. Je weet dan dat dit een fosforarme meststof is in vergelijking met 10N-52P-30K. De letters worden vaak weggelaten: 10+52+10, met soms een getal er achter dat het Mg-gehalte aangeeft: + 4 MgO. Duidelijk moet zijn of er wel of geen spoorelementen in zitten.
Er zijn zoveel soorten meststoffen dat het niet te doen is ze allemaal te noemen, laat staan er een vergelijkend warenonderzoek op los te laten. Iedereen heeft zo zijn of haar voorkeur. Ik ook. Mijn voorkeur gaat uit naar “Peters meststoffen”, om de volgende redenen:
- het lost zeer snel en volledig op,
- het heeft een hoge concentratie. Ik gebruik één eetlepel op een gieter van 12 liter,
- het bevat geen ballaststoffen, die in mindere zuivere meststoffen wel eens voorkomen. Ballast stoffen zijn zouten waar een plant niets mee kan of die ongewenst zijn zoals chloriden, sulfaten en carbonaten. Ze veroorzaken een te hoog zoutgehalte in de potgrond (verzilting),
- het bevat een zestal spoorelementen, waarvan vier in chelaatvorm, waaronder Fe,
- het is in zeven samenstellingen verkrijgbaar.
Cestrum elegans
Het lijkt me niet goed om in het voorjaar als de planten net aan de groei zijn, ze te gaan opjagen met een N-rijke meststof. Daarom begin ik met “Peters“ 10+52+10. Vooral voor pas verpotte planten lijkt mij dat een goede keuze omdat de P de wortelgroei stimuleert. Ik mest éénmaal in de twee weken, Brugmansia en andere veelvraten éénmaal per week. Na drie keer 10+52+10 geef ik afwisselend 20+20+20 en 10+52+10. Eigenlijk zou je begin augustus nog 12+0+44 kunnen geven,vanwege de afhardende werking van K, maar zo perfectionistisch ben ik nog niet geworden. “Peters“ is verkrijgbaar in zakken van 15 kg. Vanwege de hoge concentratie heb je daar veel te veel aan. Daarom wordt door enkele regio’s of groepjes gelijkgestemde zielen gezamenlijk ingekocht. Bij sommige tuincentra en kwekers is de mest in kleinverpakking te koop. En waarom geen Pokon of Asef (evergrow kuipplantenmest)? Ik weet het niet. Nogmaals, ik lever u geen vergelijkend warenonderzoek.
De luieriken onder ons gebruiken Osmocote. Dat is een ingenieuze langwerkende kunstmest. De voedingsstoffen zitten in een korrel, omhuld met een organische harslaag. Afhankelijk van de bodemtemperatuur komen de voedingsstoffen vrij. Een voorraadbemesting dus. Osmocote Plus bevat ook spoorelementen waaronder Fe-chelaat. Het is verkrijgbaar in verschillende samenstellingen en werkingsduur. Een handje door de potgrond bij het verpotten en wanneer dat niet het geval is, een beetje op de kluit en wat potgrond of compost erover en klaar is Kees. Het gemak dient de mens en de wereld gaat aan vlijt ten onder. Maar er is ook een andere kant van de medaille. Kies in elk geval een korte werkingsduur (4 tot 5 maanden, 14+13+14). Dan voorkomt u dat op een zonnige dag eind oktober uw planten in de kas een mestinjectie krijgen. Mijn belangrijkste bezwaar tegen het gebruik van Osmocote is: je geeft het initiatief uit handen, eigen keuzen voor variatie in bemesting zoals ik hierboven beschreef zijn niet meer mogelijk. De zaak wordt geautomatiseerd. Voor mij dus geen Osmocote.
Organische meststoffen
Hierbij is altijd sprake van voorraadbemesting. Om de meststoffen geschikt te maken voor opname door de plant is bodemleven nodig. Bacteriën en andere organismen moeten de organische stoffen eerst afbreken (mineraliseren) tot voor de plant opneembare N, P, K en andere voedingsstoffen. En bodemleven ontbreekt vrijwel in de gesteriliseerde potgrond. Afgezien van een schep goed verteerde koemest op de kluit van een Brugmansia is het gebruik van organische meststoffen misschien meer een gevoelskwestie. Ik doe het wel. Bij het verpotten gebruik ik een beetje Culterra. Dat bevat bloedmeel (N), beendermeel (P en Ca) en nog wat organisch materiaal (NPK is 10+4+6). Ik meng
het met wat verteerde compost en doe het langs de wanden en onderin de pot, wetend dat verse potgrond een voorraad-bemesting voor vier tot zes weken bevat. Ik heb het idee dat door dit gehalte aan organische stoffen de kluit in een betere conditie blijft, zeker wanneer de plant niet elk jaar wordt verpot. Want bacteriën en schimmels in de bodem hebben bekende en onbekende positieve invloeden op het leven van planten. Maar misschien krijgen ook mijn planten op een zonnige dag eind oktober een ongewenste mestinjectie, veroorzaakt door de nog aanwezige organische meststoffen en bacteriën die actief worden door de hoge temperatuur. Staan mijn planten er nu beter bij en bloeien ze rijker dan die van u, die dit leest en heel anders bemest of die misschien wel een overtuigde Osmocote-luiaard is?
Auteur: H.J. Saaltink
Hieronder staan een aantal soorten kunstmest. In elk kopje staat de verhouding tussen Stikstof, Fosfor en Kalium (N-P-K)
10:30:20 – Bloesemversterker
Deze meststof is geschikt voor de volgende toepassingen:
- Verhoogd fosforgehalte geeft betere bloemkleur en bloemgrootte.
- Versneld het bloeien door sterke knopontwikkeling.
- Gemakkelijk om snel het beschikbare fosfor beschikbaar te stellen.
- Hoog fosforgehalte kan wortelvorming verbeteren bij het verplanten.
- Concentratie 1 theelepel per 1 liter
15:10:30
Deze meststof is geschikt voor de volgende toepassingen:
- Bijzonder geschikt voor bloeiende potplanten.
- Speciale mest voor chrysanten in knop en bloei.
- Bevordert de knopvorming en houdt de groei beperkt.
- Concentratie 1 theelepel per 1 liter
20:20:20 – Algemene meststof
Deze meststof is geschikt voor de volgende toepassingen:
- Klassieke formule voor meststof.
- Voor alle mogelijke planten in de groeiperiode.
- Kan als bladmest worden gebruikt.
- Zowel voor kuip-, binnen- en buiten planten.
- Concentratie 1 theelepel per 1 liter.
10:52:10 – Voor beworteling
Deze meststof is geschikt voor de volgende toepassingen:
- Bijzonder geschikt voor beworteling na het verpotten. Niet meteen na het verpotten toepassen.
- Voor jonge plantjes om de wortelgroei te stimuleren.
- Na het oppotten van stekken. Niet meteen geven.
- Bij een tekort aan fosfor
- Versterkt knopvorming.
- Concentratie 1 theelepel per 1 liter.
12:0:43 – Voor snijplanten en grevillea’s etc.
Deze meststof is geschikt voor de volgende toepassingen:
- Voor planten die geen fosfor mogen hebben.
- Ter bevordering van sterke stengels en kwaliteit van bloemen.
- Concentratie 1 theelepel per 1 liter.
14:0:14 + 11 Calcium
Deze meststof is geschikt voor de volgende toepassingen:
- Voor planten die geen fosfor mogen hebben maar wel calcium.
- Verhoogt de pH.
- Speciaal voor Begonia’s, goudsbloemen, viooltjes, hortensia’s vinca en oosterse lelies.
- Bij tekort aan Calcium.
- Concentratie 1 theelepel per 1 liter.
27:15:12 – Bladmest
Deze meststof is geschikt voor de volgende toepassingen:
- Als bladmest.
- Voor rijke bladgroei.
- Concentratie 1 theelepel per 1 liter.
Door Ton Hannink – E-Mail
Voor nog meer informatie over meststoffen kunt u terecht op de website van regio Zuidwest!