Tekst en foto’s: G. van Ree, De Parel, nr. 1 1999
De Feijoastruik, ook wel eens ananasguave genoemd, is een absolute topper binnen het kuipplantenbestand. De schoonheid van blad en bloem laat zich nauwelijks met bestaande woorden beschrijven. Mogelijk lukt het u zelfs er vruchten aan te krijgen. De verzorging hoeft voor niemand noemenswaardige problemen op te leveren, maar de groeivorm wil nog wel eens wat te wensen overlaten. Daar valt aan te sleutelen, zoals u zult zien.
Publiekslieveling.
Een boek over kuipplanten laat zich reeds aan het begin van de soortbesprekingen beoordelen op haar volledigheid. Wanneer na Abutilon en Acacia niet rap Acca volgt, heeft betreffende uitgave meteen al een bijna niet meer goed te maken misser op z’n naam staan. Dat is jammer, want hoewel Acca in ons land niet een van de meest algemeen geteelde kuipplanten is, geniet zij toch een hoge mate van bekendheid en waardering bij ingewijden op dit gebied.
Temperatuurwisselingen.
De berghellingen van het centrale deel van Zuid-Amerika vormen de bakermat van ons gespreksonderwerp, maar de frisse smaak van de bessen en de toepassingsmogelijkheden voor de siertuin hebben inmiddels een brede verspreiding over vrijwel de gehele subtropengordel tot gevolg gehad.
Licht en warmte worden genotvol opgeslurpt, maar uit het hoogtegetal, waarop in ‘t wild nog Acca’s voorkomen, kunnen we afleiden dat er af en toe toch ook redelijk wat nachtkou te verduren valt. De discussie over hoeveel graden vorst Acca als kuipgewas nu eigenlijk wel of niet kan overleven is dan ook ellenlang en nog steeds gaande, maar niet terzake doende. Want hoewel min tien en zelfs lager geen onherroepelijk doodvonnis inhoudt, voorop staat dat bij meer dan vijf graden vorst het blad ernstige bevriezingsverschijnselen zal gaan vertonen. Een rot gezicht! Duidelijk is in ieder geval, dat een overwintering in de koude kas heel goed mogelijk is.
Warmer mag ook, maar dan schuilt constant het gevaar van een dopluizenexplosie. Wat dat betreft heeft Acca veel gemeen met bijvoorbeeld olijf en oleander.
Tweezijdigheid.
‘De ene bladzijde is de andere niet’, zou een van de voornaamste karakteristieken van Acca kunnen luiden. En inderdaad: de witviltig behaarde bladonderkant contrasteert wel heel erg sterk met het duidelijk herkenbare legergroen van de bovenkant. Die lichtwerking wordt nog eens extra benadrukt door het combinatiespel van wind en zon.Van onderaf valt bij een Accablaadje de grofheid van de nervatuur op. Die doet nog het meest denken aan een adergestel, zoals dat bijvoorbeeld zo fraai de handen van onze op jaren zijnde medemens kan tekenen.
Om zowel felle zon als wat mindere weersomstandigheden het hoofd te kunnen bieden, verschuilt het toch al stugge blad zich onder een waslaagje en voelt daardoor leerachtig aan. Het ontwikkelt zich vrijwel altijd in paren. De korte stelen staan daarbij lijnrecht tegenover elkaar op de twijgen ingeplant.
Heerlijkheid troef.
Normaal gesproken kondigen de eerste voortekenen van de bloeiwil van onze Acca zich zo rond de overgang van mei naar juni aan. Vanuit de bladoksels van minimaal een jaar oude twijgen kan vanaf dat moment de ontwikkeling van de markante bloemknoppen gevolgd worden. Witviltig behaard op een dunne steel van zo’n twee à drie centimeter lengte zwellen ze in de loop van de maand juni beloftevol op, om tenslotte ergens in juli hun wonderbaarlijk fraaie inhoud in vol ornaat prijs te geven. De kroonblaadjes, die de neiging hebben zich naar de bloemsteel terug te buigen, voelen merkwaardig vlezig aan. De randen zijn sterk opgekruld, waardoor een komvormig geheel ontstaat. Wit aan de buitenkant en met een binnenste dat met frambozenjam bestreken lijkt. Met z’n vieren omlijsten ze een ferme toef felrode meeldraden, die vanuit het centrale bloemdeel oprijst.Vanwege hun flitsendgele helmhokjes lijken ze nog het meest op ouderwetse luciferstokjes. Midden tussen al dit mannelijk geweld moet de stamper zich in d’r eentje staande zien te houden. Haar lengte maakt dat ze ruimschoots boven de ‘boys’ uittorent, maar omdat ze in knop behoorlijk bekneld is geraakt, heeft ze dat moeten bekopen met een duidelijk zichtbaar knikje. De bestuiving kunnen we het best zelf in de hand nemen door met een penseeltje stuifmeel op de stampers over te brengen. Dat biedt lang niet altijd garantie voor een hoge opbrengst, want een Acca heeft namelijk in het ene jaar een betere vruchtzetting dan in het andere. In welke mate dat afhankelijk is van de weersomstandigheden is mij niet goed duidelijk. Tijdens goede zomers bloeiden mijn planten weliswaar rijkelijk, maar leverden soms geen enkele vrucht op, terwijl de flutzomer van vorig jaar (met neerslagrecord) een waar fruitfestival opleverde.
De oogst is echter nog niet binnen, want de vruchten moeten in de loop van de winter en het komend voorjaar nog maar zien af te rijpen. U kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen, dat gedurende deze periode eventuele verzorgingsfouten, ook al worden die bij Acca niet zo snel gemaakt extra gevoelig zullen aankomen. Maar mocht alles goed verlopen, dan raakt u op een gegeven moment toch maar even in het bezit van een culinaire bijzonderheid, formaat kippenei en met een grappig kroontje van kelkbladrestanten. Ook in Nederland gerijpt Accafruit smaakt bijzonder aromatisch en laat zich uitstekend toepassen in salades. In een eerder stadium.um schijnen de kroonblaadjes voor een zelfde doel bruikbaar te zijn, maar zelf kan ik er niet toe komen de bloem te verminken. Je kunt nu eenmaal niet alles hebben.
Op Accajacht.
Acca is lang niet bij elk groenwinkel verkrijgbaar en slechts een enkel kwekerijtje heeft hem op de sortimentslijst staan. Dat heeft uiteraard te maken met beleid, maar het lijkt er ook op dat het personeel op de werkvloer niet goed weet wat voor vlees het nu eigenlijk in de kuip heeft. Zo is het heel goed mogelijk dat we in het vak “Groenblijvende Heesters” op de buitenafdeling van een of ander tuincentrum tot onze grote verbazing opeens een Acca tegenkomen. Toch iets om rekening mee te houden.
Zelf planten opkweken uit zaad of stek kan natuurlijk ook, maar er zijn wel een paar knelpunten. Voor zaad geldt, dat er maar bitter weinig leveranciers voorhanden zijn (Chiltern Seeds) en dat er behoorlijk wat tijd overheen kan gaan voordat de kwekelingen tot bloei komen. De stekken, die we bij bereidwillige collega-hobbyisten op de kop wisten te tikken, blijken tamelijk snel te beschimmelen. Gebruik van stekpoeder en het regelmatig beluchten van de kweekbak zulle, dat tot op zekere hoogte kunnen tegengaan. Tevens is uit eigen ervaring gebleken, dat de stekken beter grotendeels, ja zelfs in ‘t geheel, ontbladerd kunnen worden. Het spreekt voor zich, dat het dan niet meer zo heel erg van belang is op welk moment van het jaar u stek neemt. Wel moet u er rekening mee houden, dat de beworteling een aantal maanden op zich laat wachten.
Energiekosten.
Eenmaal in ‘t bezit van een Acca(atje) kunt u haar het best verzorgen volgens de regels, zoals die opgaan voor het gros van haar familieleden, de mirte-achtigen. Dat houdt in dat we ons er voor hoeden dat de wortelkluit indroogt en dat haar zowel in de zomer- als in de winterstandplaats zoveel mogelijk belichting gegund wordt. Omdat de vorming van vruchten nu eenmaal het nodige aan energie kost, planten we de Feijoa in een humeus, voedselrijk grondmengsel en mesten we bij tijd en wijle wat bij. Maar overdrijf het niet!
Vormgeving.
De groeisnelheid van een Acca is aanzienlijk. Aan de ene kant biedt dat mooi gelegenheid om hem tot stamboompje om te turnen, anderzijds groeit de plant u al spoedig boven het hoofd. Bovendien worden snoeifouten des te pijnlijker aan de kaak gesteld. Of het nu een bolboompje of een struikvorm betreft, wanneer u vindt dat het takkengestel eigenlijk opnieuw opgebouwd zou moeten worden, dan staat u weinig in de weg. Het best kunt u het beeld van de alom bekende knotwilg voor ogen nemen. Zonder genade snoeien we alle bladdragende delen weg. De amputatiewonden vlakken we netjes af, zodat een gave stamtronk overblijft. Wanneer we deze ingreep vlak voor de winter uitvoeren, levert dat mooi wat bergingsruimte op. In de loop van het voorjaar, juist op het moment dat u begint te twijfelen of u niet al te onbezonnen te werk bent gegaan, verschijnen er op en rond de knot nieuwe groeipunten. Deze toppen we een of twee keer en u zult zien: hetzelfde seizoen nog toont het geheel al weer behoorlijk. Bloei kunnen we pas het jaar erop verwachten, maar dan mag u ook met recht trots zijn op uw terrasjuweel.