Tekst en foto’s: Lute Hilberts
De Parel, nr 1 2000
Enige Parels terug ( 998, nr 5, pag 7) heb ik een artikeltje geschreven over Tecoma en Tecomana Deze twee plantennamen lijken erg veel op elkaar. Beide geslachten behoren tot de Bignoniaceae. De plantennamen Pandorea en Podranea lijken ook veel op elkaar en ze zijn zelfs opgebouwd uit dezelfde letters. Ook deze twee geslachten behoren tot de Bignoniaceae. Als men in plantenboeken deze familie gaat bestuderen komt men tot de conclusie dat ze een heel groot aantal prachtige geslachten herbergt. Pandorea en Podranea komen vaak in plantencollecties voor en zijn dankbare bloeiers.
In het verleden heb ik de bemesting wat veronachtzaamd wat bij deze planten ( en niet alleen deze twee) gelijk wordt gestraft.
Bovenstaande planten zijn sterke groeiers en daar hoort een goed bemestingsregime bij. Een goede bemesting is niet gemakkelijk en vergt tijd en aandacht. Zoals gezegd heb ik dat in het verleden niet goed gedaan. Ik heb het de laatste tijd goed op orde gekregen en dat is merkbaar in groei en bloei. Ik heb de ervaring opgedaan dat het bemesten ook voor de plantenverzamelaar een groeiproces is en men is ook wat dat betreft nooit uitgeleerd. Er komen steeds weer andere mestsoorten op de markt. Het is goed als men zijn licht eens opsteekt bij de beroepskwekers, zeker als men de mogelijkheid heeft iets speciaals van hen te betrekken. Dat de wijze waarop ik mijn planten bemestte verbetering behoefde wist ik wel maar ik had daar geen tijd voor vond ik. Een zwakke smoes natuurlijk.
Vier jaren geleden werd ik wakker geschud door de volgende gebeurtenis. Ik had een Mackaya bella (een lid van de Acanthaceae) in mijn verzameling. Ik had wat stekken genomen en er eentje gegeven aan een oud-collega. Deze liefhebber van alles wat groeit en bloeit had de stek aan de wortel gebracht en bij een bevriende Gerberakweker aan de druppelaar gezet. Het werd een kanjer van een plant met een zee van bloemen. Vergeleken met mijn eigen jonge planten was het een reus bij mijn kabouters. Ik deed dus wat verkeerd. Dat een beroepskweker meer kan dan ik is geen probleem maar het verschil was veel te groot. Verderop in dit artikel vertel ik hoe ik nu beide bovenstaande planten bemest.
We gaan weer terug naar mijn begin. Pandorea en Podranea.
Pandorea jasminoides (syn. Tecoma jasminoides, Bignonia semperforens) zie foto 1
P. jasminoides is een klimplant en ze is afkomstig uit New South Wales en Queensland (Australië). Ze wordt hier 2 tot 3 meter hoog. Gedurende de winter wordt de plant op een lichte en uiteraard vorstvrije plaats overgehouden. Bij mij staat ze bij een temperatuur van 5-8 graden Celsius. In verschillende boeken lees ik dat ze niet onder de 10 graden zou mogen overwinteren. Mijn plant doet het al jaren goed onder de 10 graden, dus daar ga ik maar mee door. Ze staat bij mij in de kas en als ik de wintertemperatuur moet opschroeven van rond 5 naar 10 graden dan worden voor mij de stookkosten te hoog. Het is ‘s winters in Drenthe tamelijk koud. Ik heb overigens wel planten die warmer dan 5 graden moeten hebben. Die staan op mijn kantoor hier een 20 km vandaan (o.a. Hibiscus in kleuren). Voor een groepje van 10 planten is daar wel ruimte, maar als ik mijn halve verzameling daar naar toe sleep ziet mijn direkteur me aankomen. Ik moet dus, zoals iedereen denk ik, een keus maken. Mijn Pandorea blijft dus ’s winters thuis in de kas.
Pandorea’s groeien van nature wat smal, pyramidaal op. Wanneer men haar wat in de breedte wil laten opgroeien zal men haar wat moeten uitleggen tegen een (zuid)muur of aan b.v. een frame van tonkinstokken. Ze bloeit in de zomer en bij een goede bemesting, met vocht, licht en warmte bloeit ze enige maanden door. Steeds vormen zich weer nieuwe knoppen. Ze bloeit in trossen en de bloemkleur is lichtrose met een purperrode, sterk behaarde keel. Mijn plant wil nog wel eens last hebben van bladluis. Houd dit in de gaten en treed bij een luisaanval snel op want het gaat ten koste van de bloemen. Wanneer de luizen hun gang gaan gaat er nauwelijks een bloempje open. Ik behandel dat soort belagers met een chemisch middel. Brandnetelgier en peuken van een sigaret (nicotine) een nacht in een gieter water laten trekken en daarmee de planten begieten, wil ook wel helpen. Er leiden altijd meer wegen naar Rome.
De blaadjes zijn glanzend groen en ze vormen een mooi contrast met de kleurrijke bloemtrossen. De bloemenwereld is rijk aan vormen en kleuren en het zou me dan ook sterk verbazen als er maar één kleur Pandorea zou zijn. Inderdaad, er is ook een witte. Persoonlijk vind ik die niet mooier dan bovengenoemde maar smaken verschillen. De witte vorm heet, maar dat had u al wel geraden, Pandorea jasminoides Alba’. Elk voorjaar verplant ik mijn jonge Pandorea’s. Als ze wat ouder en dus groter geworden zijn doe ik dat om de 3 tot 5 jaar. Als de plant niet verpot wordt ververs ik altijd de bovenste laag potgrond.
De volgende van het duo is (zie foto 2)
Podranea ricasoliana.
Ze is afkomstig uit Zuid-Afrika en klimt niet. Ze vormt een bossige struik en maakt lange scheuten die men goed kan leiden. Ze heeft steun nodig want de takken zijn tamelijk slap. In Engelstalige gebieden wordt ze: ‘Port St. Johns creeper’ genoemd. De bloemtrossen van deze plant hangen. In tegenstelling tot bij de vorige, sierlijk vanuit de struik naar buiten, licht overhangend. De bloemkleur is rose met rode aderen. De randen van de bloemblaadjes zijn gekarteld, een zeer sierlijk geheel. Ze wordt hier 2-3 meter hoog. De Podranea moet af en toe wat worden ingesnoeid daar ze anders van onderen vrij snel kaal wordt. Ik snoei in het najaar weinig, alleen de lange scheuten, in het voorjaar snoei ik pittig. Ze groeit snel en op deze manier houdt men de plant ook van onderen mooi dicht.
De overwintering als bij Pandorea. In de winterberging vallen de bladeren meestal snel af. In de natuur is ze wintergroen.
Bemesten kan in het algemeen worden gedaan met bijvoorbeeld langdurig werkende meststoffen (b.v. osmocote) of organische mest (koemest, evtl. gedroogd, hoorn of beendermeel). Ik bemest de twee genoemde planten met kunstmest. In het voojaar als de plant uit begint te lopen bemest ik met 20-20-20 + sporenelementen. Als de groei goed doorzet ga ik meer en meer over op een kunstmestsoort met meer fosfor en minder stikstof. Als de bloei uitblijft moet men de plant nog meer oppeppen door middel van meer fosfaat. Ik gebruik wel eens een mengmest zonder stikstof. Ook 10-52-10 gaat bij de planten wel eens door het gietwater. Het bemesten gaat door tot zo ongeveer half september en vindt elke week plaats. Als het donker weer is en koud bemest ik zeer matig of helemaal niet. Als het langdurig warm is (zoals op dit ogenblik van schrijven) bemest ik bij elke gietbeurt. Maar altijd matig!!! De planten mogen niet worden vergiftigd. De te geven hoeveelheid staat op de verpakking. Zoals gezegd matig bemesten. Het is beter regelmatig weinig bemesting te geven dan in een paar giften een hele hoop. Het is altijd ‘Fingerspitzengefühl’.De foto van de Pandorea die hierbij staat is genomen op 7 september J.I. en de
De foto plant van de Pandorea die hierbij staat is genomen op 7 september j.l. bloeide al wel 2 ½ maand en ze zat nog vol met knop.
Soortnamen:
alba wit
bella mooi
jasminoides jasmijnachtig
ricasoliana ?
semperflorens altijd bloeiend
redactie: de kleurenfoto’s stonden niet in het originele artikel maar zijn toegevoegd!