Lute Hilberts
de Parel 1989 nr: 19
Toen ik dit najaar door miin tuin liep viel mijn oog op een paar hoge klimplanten n.l. een Passiflora caerulea van 7 meter hoog en een Solanum jasminoides van ruim 4 meter. Deze klimmers deden het deze zomer grandioos. Ze staan tegen een zuidmuur geplant en in de volle grond met genoeg steunmateriaal om omhoog te kunnen komen. Ik heb nu twee klimplanten (het zijn oranjerieplanten) genoemd, maar er zijn, maar dat weten de lezers natuurlijk wel, nog veel meer soorten. Sommige zijn gemakkelijk in de cultuur en gemakkelijk te krijgen en soms helemaal niet duur of gemakkelijk door stek te vermeerderen. Anderen zijn moeilijker in de verzorging en soms niet of nauwelijks te koop. Overigens verbaas ik me regelmatig over het sortiment wat de tuincentra en de winkels aanbieden. Soms zoekt men tijden naar een bepaalde soort en lukt het maar niet en zo opeens staan de schappen er vol mee. Het is naar mijn gevoel dan ook noodzakelijk regelmatig tuincentra te bezoeken, opdat men, wanneer er iets bijzonders wordt aangeboden tot aanschaf kan overgaan (in het najaar zijn kuipplanten nog wel eens goedkoop).
Een tamelijk gemakkelijk verkrijgbare klimplant is de Plumbago auriculata. De tweede naam betekent ‘geoord’ en houdt verband met de vorm van de bladeren. De bladeren hebben namelijk geen steel en zitten als ‘oren’ aan de twijgen. Een echte klimplant met ranken of hechtwortels is het overigens niet. Ik zou het een klimheester willen noemen, een soort die dus lange scheuten maakt en aangebonden of geleid kan worden. Ze wordt ook wel Plumbago capensis genoemd, een naam die verwijst naar Kaap de Goede Hoop vanwaar de plant afkomstig is. Een Zuid-Afrikaans gewas dus behorend bij de plantengroep Kaapse gewassen. De plant wordt aangeboden in de kleur lichtblauw en wit. Een rode soort is er ook maar die zou ik niet als kuipplant willen aanmerken. De Latijnse naam is een hele mond vol en vele lezers zullen de vraag stellen of er ook een Nederlandse naam voor bestaat. Die is er inderdaad. Ze wordt ook wel loodplant genoemd. Het sap van een bepaalde soort Plumbago zou een bepaalde kleur aannemen wanneer men het op de huid smeert. Ik vind het persoonlijk een beetje ver gezocht maar wie ben ik. Mannentrouw hoort men ook nog wel eens gebezigd. Ook bij deze naam hoort een verklaring. Het is namelijk zo dat de bloemen kleverig zijn en aan de kleding blijven hangen. Hieruit zou dan de naam ‘mannentrouw’zijn voortgekomen. Wanneer ik deze stelling nader bekijk vraag ik me af: Zijn wij mannen dan kleverig? Ook las ik laatst dat de bloemetjes overal aan blijven kleven! Zijn wij mannen dan allemansvrienden? Wie het weet mag reageren. Goed, mannentrouw dus. Ze wordt in bepaalde tijden van het jaar in grote hoeveelheden aangevoerd en dan altijd rondgeleid langs die onafscheidelijke hoepeltjes. Ik zou zeggen, haal ze daar zo snel mogelijk maar wel voorzichtig vanaf, die boogjes staan zo onnatuurlijk en stijf. Men kan de lange ranken prima langs een paar tonkinstokken omhoog leiden. Ook kunnen ze in hangpotten worden geplant waarna de toch vrij slappe takken sierlijk naar beneden hangen. Aan het eind van de takken vormen zich de bloemtrossen. Ze bloeit zeer langdurig, bij een goede overwinteringsplaats (licht en niet te warm) bloeit ze het hele jaar door.
In de zomer houdt ze van een warme en zonnige plaats en dan wel uit de regen. Een regenbuitje op een bloeiende Plumbago en de plant is wekenlang niet om aan te zien. De bloemen smetten snel en herstellen zich niet. Uit planten in de volle grond gaat ook prima en dan graag tegen een zuidmuur, regelmatig een beetje bijmesten en de groei en de bloei zullen een aanvang nemen. Ik heb ze vaak uitgeplant gezien, ook in het noorden van het land. Twee meter hoog en blauw van de bloemen. Een van onze bestuursleden heeft zijn plant de afgelopen winter in de volle grond laten staan. Ze heeft de (zeer zachte) winter van 1988-1989 overleefd en groeide en bloeide de afgelopen zomer zeer rijk (zie Parel blz.125).
Het kweken van een Plumbago op stam is ook mogelijk en aanbevelenswaardig want zoals gezegd vormt de plant lange slappe takken die, wanneer ze op stam worden gekweekt, sierlijk naar beneden hangen. Het komt mij voor dat bij een Plumbago op stam de grote groeikracht wat verdwenen is met als gevolg dat de kroon wat compacter en wat steviger groeit dan een normaal gekweekte plant. De opkweek van een stamboompje duurt niet zo erg lang. De plant groeit namelijk snel. Men houdt een scheut aan en leidt die langs een tonkinstok omhoog. De scheut aanbinden, niet te strak vanwege de diktegroei, en alle zijscheuten verwijderen (uitbreken). Wanneer men de verlangde hoogte heeft bereikt kan de top eruit worden geknipt. De knoppen bovenaan de stam zullen gaan uitlopen. Deze scheuten worden nog enige keren getopt opdat er een compact kroontje ontstaat. Zo in het tweede jaar zal de opkweek van de Plumbago op stam voltooid zijn en zal de plant wanneer men het snoeien van de kroon achterwege laat, gaan bloeien. Het volgend voorjaar gaan we het kroontje flink terugsnoeien (dit doen we elk voorjaar) en wordt de plant verpot. We hebben dan waarschijnlijk ‘n een maat grotere pot nodig en we gebruiken als grond normale potgrond. In de groei- en bloeiperiode regelmatig bijmesten. Niet te veel stikstof gebruiken. Elk jaar wordt de stam dikker en de kroon groter en elk jaar kamen er meer bloemen. De fam. Bultman had er dit jaar enkele schitterend in bloei. Zoals gezegd oppassen voor een regenbui.