Tekst: Wim Snoeijer De Parel 4/5, 1995
De liefhebber die op zoek gaat naar gegevens en informatie over Agapanthus belandt gemakkelijk in een doolhof. De literatuur is verwarrend en nauwelijks beschikbaar. De praktijk is al even ondoorzichtig.
Echter, rondjes lopen, neus stoten en doodlopende wegen behoren van nu af aan tot het verleden. Wim Snoeijer dook in bibliotheken en archieven en creëerde vanuit zijn praktische kennis en ervaring een helder overzicht over het geslacht Agapanthus. Een overzicht dat in deze combinatie nog niet eerder is gepubliceerd, ook niet elders in de wereld.
Afrikaanse Lelie
Wordt de Roos de koning van alle planten genoemd en Clematis de koningin onder de klimplanten, Agapanthus is zonder meer de koning van de kuipplanten. Een kuipplantencollectie zonder Agapanthus is absoluut incompleet.
De naam Agapanthus komt uit het Grieks; agape betekent liefde en anthos betekent bloem, samen te voegen als ‘Bloem der Liefde’ of ‘Liefdesbloem’.
Het Nederlands kent verschillende namen zoals Kaapse Lelie, Blauwe Tube-roos en Afrikaanse Lelie. Afrikaanse Lelie is verreweg de beste keuze.
Historie
De eerste vermelding in Nederland van een gecultiveerde Agapanthus is een beschrijving in 1679 van Jacob Breyne (of Breynius) aan de hand van een in 1674 bloeiende plant in de tuin van Hieronymus van Beverninck te Warmond.
Dit klopt aardig als men bedenkt dat in 1652 door de Verenigde Oostindische Compagnie een Hollandse nederzetting werd gesticht aan de Kaap in Zuid Afrika. Na deze oprichting werden vele gewassen naar Nederland getransporteerd.
De plant werd beschreven als Hyacinthus Africanus tuberosus en kreeg in 1753 van Linnaeus de naam Crinum africanum. L’Heritier, directeur van de Jardin des Plantes in Parijs, veranderde deze naam in 1789 in Agapanthus met helaas de ongeldige soortnaam umbellatus (dit had africanus moeten zijn uit de naam van Linnaeus). Deze vergissing is tot op heden de oorzaak van de naamsverwarring binnen het geslacht. De correcte naam Agapanthus africanus werd door Hoffmansegg in 1824 gepubliceerd.
Eerdere onderzoeken en publikaties
Monografie mevrouw Leigthon, 1965
Voor de beschrijvingen van de soorten en ondersoorten gebruikt men nog steeds de monografie van mevrouw F.M. Leighton uit 1965: ‘The Genus Agapanthus L’Heritier, Journal of South African Botany’.
Haar onderzoek, zowel in het veld als van de gekweekte planten in de botanische tuin van Kirstenbosch, heeft vele jaren in beslag genomen. Haar eerste publikatie dateert van 1939.
Na haar monografie van 1965 is er nooit meer iets dergelijks over Agapanthus verschenen. Recente standaardwerken zoals ‘The New Royal Horticultural Society Dictionary of Gardening’, 1992, bevat beschrijvingen direct afkomstig uit haar publikatie.
Verslag John Bond, 1978
Van 1972 tot 1977 werden in de tuinen van ‘The Royal Horticultural Society’ te Wisley in Engeland vele planten uitgepoot voor een onderzoek. Van de 72 verschillende planten waren er 60 van Lewis Palmer (zie verder bij hybride groepen, Headbourne Hybrids). Door deze proef stegen de interesse en de populariteit van het geslacht enorm, wat eigenlijk in zijn geheel kan worden toegeschreven aan Palmer. Een verslag van dit onderzoek is geschreven door John Bond in 1978, ‘Agapanthus trial’. Helaas zijn, ondanks soms hoge toegekende prijzen, niet alle cultivars meer beschikbaar voor de liefhebber. Te Wisley, op het gedeelte genoemd Battleston Hill, groeien nog heel veel verschillende soorten en cultivars Agapanthus. Deze zijn waarschijnlijk afkomstig van die proef, maar geen enkele staat meer op naam.
Sortimentsonderzoek Gillissen, 1979
In Nederland werd ook een onderzoek gehouden. A.M. Gillissen verrichtte in 1979 een Agapanthus sortiments onderzoek. Het ging voornamelijk om Nederlandse cultivars. Enkele Engelse cultivars werden ook in het onderzoek betrokken, alle afkomstig van Wisley.
Het betrof hier een studie onderzoek, ontstaan uit contact tussen het Proefstation voor de Bloemisterij te Aalsmeer en de Vakgroep Taxonomie van Cultuurgewassen van de Landbouwhogeschool te Wageningen.
De planten, 58 cultivars in totaal, werden alle opgepoot op het Proefstation. Gedurende de maanden maart tot september 1979 is dit sortiment uitgebreid onderzocht. De resultaten zijn na te lezen in een verslag, dat beschikbaar is in de bibliotheken van het proefstation in Aalsmeer en de Landbouwuniversiteit Wageningen.
Recente literatuur over cultivars is niet voorhanden.
Referenties welke vermeld staan aan het eind van dit artikel hebben meestal maar enkele cultivars opgenomen. Over het algemeen bevatten de beschrijvingen niet meer informatie dan de bloemkleur.
Taxonomie
Agapanthus is een Monocotyl (éénzaadlobbige) en werd voorheen geplaatst in de familie Liliaceae. Tegenwoordig behoort het geslacht tot de familie Alliaceae. Dit is geen nieuwe familie, de naam werd reeds in 1858 gepubliceerd.
De familie Alliaceae bevat 30 geslachten met tezamen ongeveer 720 soorten. De meest bekende geslachten zijn Agapanthus, Allium, Brodiaea, Dichellostemma, lpheion, Leucocoryne, Nothoscordum en Tulbachia.
De familie kan nog verdeeld worden in subfamilies. Tot de subfamilie Agapanthoideae behoren alleen Agapanthus en Tulbachia. Tulbachia verschilt van Agapanthus door de schermen met minder bloemen, de bloemkleur is violet, groen, bruin of wit en buiten de bloembuis steken bloemdekachtige stuifmeeldraden uit. Tevens bezit Tulbachia een duidelijke uiengeur wat Agapanthus ook niet heeft.
Er zijn 10 soorten Agapanthus bekend waarvan enkele onderverdeeld zijn in ondersoorten (subspecies, afgekort als subsp.).
Dat de dames en heren botanici er nog niet helemaal uit zijn in welke familie het geslacht hoort, blijkt uit het feit dat ze ook wel tot de Amaryllidaceae worden gerekend. Gelukkig werd in 1985 een herziening over de Monocotylen gepubliceerd door Dahlgren, Clifford en Yeo. Niet alles in dit werk werd voor zoete koek geslikt.
Hoewel de familie Alliaceae internationaal wordt geaccepteerd is de plaats van Agapanthus binnen deze familie nog steeds onzeker. Het zal niet lang meer duren dat het geslacht tezamen met Tulbachia een eigen familie krijgt: Agapanthaceae. Bij de beschrijving van het geslacht staat vermeld dat de bloeiwijze van Agapanthus uit schroeven bestaat en niet uit een scherm zoals bij Allium. Dit heb ik tevens bij Tulbachia kunnen waarnemen hoewel enkele soorten maar met één schroef bloeien, iets wat weinig voorkomt maar wel bekend is bij bijvoorbeeld Hemerocallis.
Deze bloeiwijze is reeds voldoende om een eigen familie te erkennen.
Nomenclatuur
De naamgeving is nog steeds ondoorzichtig. Mevrouw Leighton concludeerde al dat het gaat om óf een geslacht met veel soorten die nauwelijks van elkaar verschillen, óf om een geslacht met weinig soorten met een grote variatie. Het lijkt er op dat zij voor deze laatste stelling heeft gekozen.
Ook in cultuur is de naamgeving verwarrend te meer vanwege het synoniem Agapanthus umbellatus dat voor verschillende soorten en cultivars wordt gebruikt.
Om in de naamgeving eenheid te forceren heb ik alle namen die niet door mevrouw Leighton gepubliceerd zijn, doelende op variëteiten en/of vormen, nu als cultivar opgenomen. Dit betekent dat alleen de door haar gepubliceerde ondersoorten hier worden opgenomen.
De namen van cultivars (en hybriden, welke altijd als cultivar worden beschreven) zijn vaak ongeldig. Er is internationale regelgeving wat betreft de naamgeving van cultivars: ‘International code of nomenclature for cultivated plants-1980’. Een nieuwe uitgave van deze regels verschijnt eind dit jaar (red.: nota bene 1995). Eén van de regels is dat nieuwe selecties geen cultivar naam mogen krijgen die verwijst naar een kleur. Helaas hebben veel Agapanthus cultivars zo’n naam gekregen, zoals bright blue en pale blue. Vaak worden deze namen in boeken en catalogi opgenomen als cultivarnaam, dus ‘Bright Blue’ en ‘Pale Blue’. Dit is niet correct en daarom zijn deze namen alleen in kleine letters geschreven.
Een andere regel is dat nieuwe selecties geen cultivarnaam in het Latijn mogen krijgen, zoals albus, floribundus en umbellatus albus. Om de puinhoop niet nog groter te maken zijn deze namen wel als cultivarnaam opgenomen, dus ‘Albus’, ‘Floribundus’ en ‘Umbellatus Albus’. De reden hiervoor is dat vele namen al erg lang worden gebruikt en dan geeft de regelgeving ruimte deze namen te handhaven.
Classificatie
Gillissen doet in zijn verslag een voorstel voor een classificatie die praktisch en eenvoudig is. Deze wordt echter in geen andere referentie gebruikt, waarschijnlijk omdat dit verslag onbekend is. Het betreft een indeling op bloemvorm en bladverliezend/bladhoudend.
Soms is het moeilijk een opsplitsing in bladverliezend/bladhoudend te maken. Veel cultivars zijn bladverliezend, maar neigen er toe hun blad te behouden indien zij in een pot of kuip vorstvrij overwinterd worden.
Een indeling op bloemvorm is wel mogelijk. Gillissen heeft een opdeling gemaakt in vier typen bloemvorm: Africanus type, Praecox type, Campanulatus type en lnapertus type. Deze bloemvormen zijn bij alle cultivars herkenbaar. Bij de beschrijving van de cultivars wordt dan ook het bloemtype vermeld, tussen haakjes direct na de naam.
In de toekomst zal het moeilijk zijn het Africanus en Praecox type apart te houden, samenvoegen is wellicht beter. Gillissen geeft tevens aan dat verdere classificatie mogelijk is door studie van de knopschub. Deze valt of eenzijdig of tweezijdig af. Voor de groepen Praecox, Campanulatus en lnapertus valt deze eenzijdig af, bij de Africanus groep geeft dit een splitsing van de groep. Een groter onderzoek van dit onderwerp verdient aanbeveling en zal het identificeren van cultivars gemakkelijker maken. Indien bekend, is dit gegeven reeds vermeld bij de beschrijving van de cultivar.
Cultuur en verzorging
De bloeirijkdom van een plant verschilt van jaar tot jaar, men heeft daar weinig invloed op. Wel moet de plant, of je ze nu kweekt in de volle grond of in een pot, op een warm en zonnig plekje staan. Dit is ook beter voor de bloemstengel die bij alle soorten, behalve van Agapanthus inapertus, naar het licht groeit.
Als de plant te veel in de schaduw of in de verdrukking staat, dan levert dat altijd kromme bloemstengels op.
De winterhardheid verschilt van soort tot soort, maar ook van standplaats tot standplaats. Als er bij een soort staat dat deze winterhard is tot bv. -5°C dan kan hij de winters buiten in Zeeland gemakkelijk overleven terwijl dezelfde plant in Gelderland al bevriest. Dit is ook afhankelijk van de grondsoort. Als deze in de winter te vochtig of zelfs nat is kan men beter de planten in potten of kuipen kweken. Agapanthus verlangt gedurende de groei volop water en in de winter, indien in de tuin geplant, een goede ontwatering.
Planten die in een pot of kuip staan en ‘s winters afsterven kunnen bijna droog worden overgehouden. De soorten die ‘s winters groen blijven moet men niet laten uitdrogen. Als in de winter de temperatuur ruim boven nul is moet er veel gelucht worden. Dit voorkomt het rotten van blad bij de bladhoudende soorten. De bladverliezende soorten zullen al in februari uitlopen. Door te luchten kan men voorkomen dat deze scheuten te snel doorgroeien en daardoor slap worden. Agapanthus groeit in elke grond, van kalkarm tot kalkrijk in zware kleigrond. Zorg in de pot wel voor een goede drainage door onder in de pot een flinke laag scherven of puin te leggen. Ook kan men er bij zware kleigrond zand en goede potgrond door heen mengen. Indien men de plant in de volle grond kweekt moet op zandgrond een flinke hoeveelheid compost toegevoegd worden. Dit voorkomt uitdrogen in de zomer.
De plant is uitermate geschikt voor pot- of kuipcultuur. U kunt de pot wellicht ergens plaatsen waar hij niet direct in het zicht staat. Als de bloemstengels zich later ontwikkelen kunt u de plant op het terras zetten om volop van de bloemen te genieten.
De plant kan zonder problemen enkele jaren in dezelfde pot gehouden worden. Het is niet nodig elk jaar te verpotten. Men kan elk jaar de toplaag van de grond verversen waarbij tevens wat gedroogde koemest wordt gemengd. Verder in het seizoen nog een voedingsoplossing in water geven tot en met de bloei.
Na een paar jaar kan de plant flink uitgegroeid zijn en door de druk van de wortels kan de pot barsten. Let hier op als het om een dure aardewerken pot gaat Dit is minder ernstig als de plant in een plastic pot staat, deze kan barsten of wordt ovaal van vorm. Kies indien mogelijk voor een brede pot; dit voorkomt omvallen als de plant topzwaar wordt. In het algemeen geldt dat bladverliezende planten beter tegen verpotten/verplanten/scheuren kunnen dan de bladhoudende planten.
Vermeerdering
Agapanthus is vrij gemakkelijk van zaad op te kweken. Indien de plant ‘soortecht’ terug moet komen dan is het zaak zaad te verzamelen van planten waarbij in de omgeving geen andere Agapanthus groeit. Is dit wel het geval dan treedt altijd kruisbestuiving op en zullen alle zaailingen verschillend zijn. Veel van de in cultuur zijnde planten zijn niet soortecht. Veelal omdat ze door de kwekers door zaaien vermeerderd zijn in plaats van vegetatief. Als er in de omgeving geen andere Agapanthus groeit komen zaailingen soortecht terug. Dit geldt min of meer ook voor cultivars.
Na de bloei ontstaat er een kleine vrucht die zeer lang groen blijft. Als het zaad in de vrucht begint te rijpen verkleurt deze naar lichtbruin. De vrucht kan dan reeds geplukt worden om hem in z’n geheel te laten afrijpen. Als de vrucht buiten afrijpt, moet men vaak controleren, anders splijt de vrucht een keer open en bent u het zaad kwijt. Het is tevens zaak vruchten voor de vorst te oogsten en/of de planten binnen te zetten, want anders bevriest het zaad en heeft u nog niets. Het zaad moet vorstvrij bewaard worden in een papieren zakje o.i.d.
April is de beste zaaitijd. De zaaigrond kan men het beste zelf maken uit een deel gezeefde potgrond met eenzelfde deel scherpzand.
Het zaad mag niet worden afgedekt. Doe over het potje een plastic zakje tegen uitdrogen. Iets warmte (15°-18°) is goed maar niet noodzakelijk, een serre of koude kas is uitstekend. Na ongeveer 4(-8) weken kiemt het zaad. Jonge zaailingen kunnen in een koude bak of op een beschermde plaats buiten worden geplaatst. Kies een grotere pot om in te zaaien, dan hoeft u niet eerst te verspenen en kunt u de zaailingen een jaar in de pot laten staan.
Bij goede verzorging kan een gezaaide plant in het derde groei-jaar gaan bloeien, maar meestal moet je tot het vierde jaar wachten. Het laten zaad zetten van een plant heeft voor zover bekend geen invloed op de bloeirijkheid in het volgende seizoen. Als u het niet erg vindt om planten niet op naam te kweken is zaaien het spannendst want er kan ‘van alles’ uitkomen.
Alle cultivars moeten vegetatief worden vermeerderd door middel van scheuren.
Bij aankoop van een cultivar dient u overtuigd te zijn dat de plant vegetatief vermeerderd is. Kan de kweker u dat niet garanderen, dan moet u een andere cultivar kiezen of misschien naar een andere kwekerij gaan. Goede kwekers zullen echter aangeven of hun cultivars gezaaid ofwel gescheurd zijn. Het scheuren dient voorzichtig te worden gedaan. Een plant oprooien en daar een spa doorheen steken is af te raden, men verwondt de plant te veel en op de verkeerde plaats. Beter is het de wortelkluit voorzichtig schoon te wassen en daarna met een scherp mes enkele delen van elkaar te snijden. De wond blijft op deze manier het kleinst. Hierna gelijk oppotten. De beste tijd is, net als bij aankoop, vanaf mei omdat de wortels actief zijn en daardoor de kans op uitval het kleinst is.
Ziekten, plagen en afwijkingen
Aantastingen van vuur kunnen veel voorkomen bij beschadigingen en veel vocht. Er zijn dan rode vlekjes of streepjes te zien, vooral bij de basis van het blad en op de bloemstengel. Hier tegen is weinig meer te doen dan de aangetaste delen zo veel als kan droog houden. Indien mogelijk kan men het aangetaste blad met een ontsmet mes verwijderen.
Veel planten in cultuur zijn virusziek. Dit heeft gelukkig nauwelijks invloed op de groei. Als de aantasting erg groot is ontstaat er een lichtere streperigheid op het blad. Het is beter de plant te vernietigen, wellicht kan men nog een ‘gezonde’ jonge zijscheut redden.
In warme zomers kunnen spint en trips een probleem zijn en die zitten natuurlijk aan de onderzijde van het blad. Spuiten is de enige bestrijdingsmethode, maar wel moeilijk vanwege de hoeveelheid blad en de plaats onder het blad. Ook luizen doen de plant soms aan.
Allerlei andere insecten bezoeken de bloemen voor het verzamelen van stuifmeel. Vooral zweefvliegen, maar die doen uiteraard geen schade aan de plant. Jonge scheuten in het voorjaar zijn lekker voor slakken en gewoonlijk herstelt de plant zich na vraat gemakkelijk.
De slappe bloemstengel is een probleem of, zo u wilt, de te grote bloemschermen, waardoor de stengels gesteund moeten worden. Er zijn echter veel cultivars beschikbaar die sterkere en/of kortere bloemstengels hebben.
De afwijking om per sçheut meerdere bloemstengels te ontwikkelen is het gedrag van sommige cultivars. Het gaat hier om een normale bloemstengel met één of twee kortere stengels met minder bloemen.
Een andere afwijking is het doorgroeien van de bloemstengel door de bloeiwijze heen. Deze fasciatie kan men ook wel etage- of pagodegroei noemen. Een andere fasciatie geeft een grote onregelmatige bloem met soms meer dan tien bloemblaadjes. Het komt wel eens voor dat op de bloemstengel bloemetjes groeien, zowel net onder de eigenlijke bloemwijze als halverwege en zelfs in het hart van de plant. Deze fasciatie is ook wel bekend als ‘Hens and Chickens’.
Al deze afwijkingen zijn min of meer cultivar gebonden.
Gebruik
De eerder vermelde stelling was dat een kuipplantencollectie zonder Agapanthus incompleet is. Alle soorten en cultivars lenen zich uitstekend als pot- of kuipplant. Men dient echter wel enkele aanwijzingen in het oog te houden, zoals eerder vermeld bij cultuur.
Indien uw keuze en mogelijkheden meer richting de winterharde planten gaan, dan zijn de volgende combinaties misschien een idee: met gele Hernerocallis, gele Achillea of roze Astilbe, met andere van oorsprong uit Zuid Afrika afkomstige planten als Crocosmia en Kniphofia. Erg mooi zijn combinaties met grijs- of grijsblauwbladige vaste planten of heesters. Deze laatste combinatie is natuurlijk ook toepasbaar met andere pot- of kuipplanten; ik denk dan aan Lavandula, Eucalyptus, Artemisia, Convolvulus cneorum, Hebe, Perovskia, Teucrum fruticans, Melianthus major enz.
Agapanthus is een gewaardeerde snijbloem. De houdbaarheid loopt sterk uiteen en is vooral cultivar gebonden. De knopval (ook wel ruien genoemd) wordt vooral veroorzaakt door invloed van Agapanthus africanus. Het heeft de voorkeur deze plant of afgeleide planten hiervan niet meer te gebruiken voor verdere veredeling als snijbloem.
Verkrijgbaarheid
De beste tijd van aanschaf is tussen april en september. In deze tijd zijn de wortels actief waardoor de plant de meeste kans heeft te overleven. Het hier behandelde sortiment is terug te vinden in de ‘Plantenvinder voor de lage landen. Meer dan 30.000 planten waar te koop’. Hierin kunt u de kwekers vinden die een bepaalde soort of cultivar verkopen. Als u planten van zaad wilt kweken dan kunt u terecht bij:
- Silverhill Seeds, PO Box 53108, Kenilworth 7745, Republic South Africa, en
- Victoria Seeds, Postbus 1266, 1200 BG Hilversum.
Tuinen met een Agapanthus collectie
Alle botanische Tuinen, waar ook in Europa, zullen één of meerdere exemplaren in hun collectie hebben.
Collecties die een bezoek waard zijn:
– Coen Jansen, Ankummer Es 15, Dalfsen. Kwekerij van bijzondere vaste planten.
Privé collectie.
Agapanthus van meer dan 50 verschillende planten welke op de kwekerij zijn te
zien. Openingstijden: woensdag t/m zaterdag van 9.00-17.00 uur.
– Kwekerij De Hessenhof, Hessenweg 41, Ede. Kwekerij van bijzondere gewassen.
Privé collectie Agapanthus van meer dan 20 verschillende planten.
Openingstijden: donderdag t/m zaterdag van 9.00-17.00 uur.
Verder geeft Geytenbeek in zijn boek nog de volgende landhuizen op waar één of enkele planten aanwezig zijn:
Amerongen, Choisy, Geldersche Toren, Hindersteyn, Leeuwenburg, Maarsbergen, Huis te Manpad, Mattemburgh, Middachten, Oranjestein, Sandenburg, Schoonheten, Sparrendaal, Twickel, Vollenhove en Weldam.
In Engeland:
– Nationale Collectie van Agapanthus, Bicton College of Agriculture, East Budleigh,
East Devon. Aantal verschillende planten: 65.
Openingstijden: maandag t/m vrijdag vanaf 10.30 uur.
– The Crown Estate, The Great Park (Savill Garden}, Windsor, Berkshire.
Aantal verschillende planten: 56.
Openingstijden: dagelijks van 10.00-18.00 uur. Gesloten rond Kerstmis.
– The Royal Horticultural Society’s Garden Wisley, nabij Waking, Surrey.
Aantal verschillende planten: meer dan 100.
Openingstijden: maandag t/m zaterdag vanaf 10.00 uur,
zondag alleen voor leden.
Eerste kerstdag gesloten.
Determinatie
Het determineren van planten is moeilijk, zo niet onmogelijk. Vooral van gecultiveerde planten is de identiteit niet te achterhalen. De reden is het vermeerderen door zaad waardoor planten vaak gehybridiseerd zijn. Ook aan de hand van de beschrijving van de cultivars zal identificatie zo goed als onmogelijk zijn.
Wat betreft de soorten en ondersoorten zijn er twee sleutels voorhanden in de publikatie van mevrouw Leighton. Deze zijn erg moeilijk en daarom heb ik ze niet vertaald. Dit komt vooral door de grote variatie binnen een soort. Een bijkomend probleem is de onzuiverheid van de echte soorten die worden gekweekt.
Om toch enige determinatie mogelijk te maken heb ik een tabel bijgevoegd. Deze kunt u gebruiken in combinatie met de tekeningen van de verschillende bloemtypen. Het is dan niet nodig om alle beschrijvingen door te lezen. Een belangrijke kanttekening is dat het sortiment cultivars veel groter is dan hier behandeld. De kans is dus groot dat uw plant niet in dit artikel is opgenomen.
De beschrijvingen
De beschrijvingen die voor dit artikel zijn gekozen bevatten vier van de tien soorten die door mevrouw Leighton gepubliceerd zijn en alle cultivars die in de ‘Planten vinder voor de lage landen’ vermeld staan, met een enkele aanvulling. Alle andere soorten en cultivars zijn niet opgenomen.
Beschrijving van het geslacht
Agapanthus is een kruidachtige overblijvende plant, bijna knolvormend met vlezige wortels. Het blad is overblijvend of afstervend (hier steeds bladhoudend of bladverliezend genoemd), basis standig, al of niet vanuit een op prei lijkende schijnstengel, lijnvormig, gaafrandig, rechtopstaand of gebogen, meestal 2-rijig, dunvlezig tot leerachtig, normaal groen tot licht groen of blauw berijpt. Bloemstengel stevig, tot 1,8 m hoog, verschijnt midden het blad. Bloeiwijze is een uit schroeven bestaand scherm (botryx), elke schroef met 3-7 bloemen die na elkaar bloeien; de knop van de bloeiwijze is een papierachtig schutblad dat meestal aan één kant maar soms in twee delen los scheurt. Bloemsteeltje dun, rechtop tot horizontaal toe gebogen. Bloemen koker- tot klokvormig, drie-tallig, horizontaal tot hangend, donker violet tot violet-blauw, donker blauw of soms wit, de middennerf gewoonlijk donkerder gekleurd. Basis vergroeid tot een bloembuis. Stuifmeeldraden ingeplant op de vergroeide buis. Vruchtbeginsel bovenstandig. Driehokkige doosvrucht. Zaad plat, gevleugeld en zwart.
Alle soorten zijn inheems in Republiek ZuidAfrika, van de Kaap tot nabij de Limpopo rivier in het noorden, vanaf zeeniveau tot 2100 m.
De afstervende soorten groeien in gebieden die in de winter droog zijn met alleen in de zomers regen, de wintergroene soorten groeien in streken waar het in de winter of het gehele jaar regent.
In cultuur gekweekte (echte) soorten behouden dezelfde grootte en vorm van het blad, ook wanneer de plant onder verschillende omstandigheden wordt gekweekt. Wel is het zo dat na het scheuren en/of verpotten van een plant de eerste jaren alle delen kleiner of korter kunnen zijn. In het derde jaar heeft de plant zijn normale grootte weer terug.
De bloeitijd in Nederland valt in (juli) augustus (september). Nieuwe introducties worden ook geselecteerd op eerdere bloei of zelfs een nabloei.
Doordat de knoppen niet alle tegelijk open gaan is de bloeitijd van een bloeiwijze vrij lang. Bladhoudende planten zullen minstens vorstvrij overwinterd moeten worden om schade te voorkomen. Bladverliezende planten verkleuren eerst mooi geel-bruin.
De wit bloeiende planten zijn in twee groepen te onderscheiden: planten met zuiver witte bloemen en groene knoppen, waarschijnlijk afkomstig uit A. africanus en A. praecox en planten met witte bloemen en purperen tint en violet-purperen knoppen, waarschijnlijk afkomstig uit A. campanulatus en A. caulescens. Deze kleur wordt veroorzaakt door anthocyaan.
Beschrijving van de soorten en cultivars
Agapanthus africanus
(synoniem: Agapanthus umbellatus)
Blad houdend. Blad 10-35(-50) cm lang, 0,8-2 cm breed, min of meer rechtopstaand, gootvormig, leerachtig.
Bloemstengel (25-)30-50(-70) cm hoog. Bloeiwijze met 12-30 bloemen. Bloemen 2,5-5 cm lang, donker violet-blauw, dik. Bloembuis 0,9-1,4 cm lang. Kroonslip uitgespreid. Stuifmeeldraden korter dan de bloemen. Stijl even lang als stuifmeeldraden.
Kaapprovincie, van zeeniveau tot 1000 m. In het wild een zeer variabele plant. In cultuur niet winterhard. Veel planten die gekweekt worden onder deze naam zijn vaak slecht bloeiende zaailingen van A.praecox subsp. orientalis.
cultivars:
A. africanus ‘Albidus’
zie ‘Umbellatus Albus’
De naam ‘Albidus’ wordt nog veel op kwekerijen gebruikt en is een verwisseling van A. campanulatus ‘Albidus’. Planten die onder deze naam gekweekt worden, vergeleken bij verschillende kwekers, waren allemaal vrij gelijk. Volgens mij behoren al deze planten tot ‘Umbellatus Albus’.
A. africanus ‘Albiflorus’
zie A. africanus ‘Albus’
- africanus ‘Albus’
(synoniem: A. africanus ‘Albiflorus’)
Bloemen wit.
Ik ben twee maal een plant tegen gekomen die wellicht onder deze naam valt. Helaas waren beide planten uitgebloeid. Het waren kleine planten met lichtgroene bladeren met groene basis. Boemstengel tot 50 c., groen. Bloemscherm met 15-30 bloemen. Bloemsteeltje groen.
Bloemen zonder purper verkleuringen bij het uitbloeien.
Vooral de habitus, de bloemschermen met weinig bloemen en het algeheel gemis van enig purperen verkleuring doen vermoeden dat het werkelijk om A. africanus ‘Albus’ ging.
Alle planten die deze naam dragen en veel purperen verkleuringen hebben vallen onder ‘Ardernei’ of ‘Umbellatus Albus’. - africanus ‘Flore Pleno’
Alle planten onder deze naam behoren toe aan A. praecox subsp. orientalis ‘Flore Pleno’. Volgens mij bestaat er geen gevuld bloemige A. africanus.
Agapanthus campanulatus
Bladverliezend. Blad vanuit een korte schijnstengel, 15-40(-50) c. lang, 1-2,5 c. breed, groen en berijpt, glimmend.
Bloemstengel 40-70(-100) cm hoog. Bloeiwijze met weinig of veel bloemen. Bloemen 2-3,5 cm lang, licht tot donker blauw of soms wit. Bloembuis 0,5-1 cm lang. Kroonslip uitgespreid maar niet teruggeslagen. Stuifmeeldraden korter dan de bloemen. Stijl even lang als stuifmeeldraden. Volgens literatuur winterhard tot ongeveer -15°C.
In cultuur sinds ±1822, Engeland (als A. umbellatus minor).
Agapanthus campanulatus
subsp. Campanulatus
Bloemen helder blauw. Bloembuis relatief kort, kroonslip uitgespreid tot 45°.
Natal en Kaap provincie.
cultivars:
Agapanthus campanulatus subsp. campanulatus ‘Albidus’
(synoniem: A. c. subsp. campanulatus ‘Albus’)
Bloeiwijze 7-11 cm, met 20-50 bloemen.
Bloemen wit, buitenzijde wit met iets gelig-purper nabij de top. Indien uitgebloeid wit met een purperen verkleuring bij de top.
In cultuur sinds 1835, Engeland. Er zijn verschillende klonen van deze plant in omloop.
Zie verder opmerking bij ‘Umbellatus Albus’.
Agapanthus campanulatus subsp. campanulatus ‘Variegatus’
Blad lichtgeel gestreept, maar later in het seizoen meer lichtgroen. In cultuur sinds 1865, Engeland, en nog steeds verkrijgbaar bij Beth Chatto, Elmstead Market.
Agapanthus campanulatus subsp. patens
(synoniem: Agapanthus patens)
Plant is kleiner en slanker. Bloemen helder blauw. Bloembuis relatief kort. Kroonslip sterk uitgespreid tot 90°.
Oranje Vrij Staat, Natal en Basutoland.
Van alle soorten waarschijnlijk de meest winterharde.
Agapanthus comptonii subsp. longifolia
Vermeld in de ‘Planten vinder voor de lage landen’. Ongeldige en onjuiste naam. Waarschijnlijk een verwisseling met de hier niet behandelde Agapanthus comptonii, subsp. Longitubus.
Agapanthus hollandii
zie A. inapertus, subsp hollandii.
Agapanthus inapertus
(synoniem: Agapanthus weillighii)
Bladverliezend. Blad vanuit een korte schijnstengel, 30-50(-70) cm lang, 2-3(-6) cm breed, min of meer rechtopstaand, lijnvormig, vaak gootvormig, groen-blauwig.
Bloemstengel (0,3-)0,6-1,8 m hoog. Scherm met 20-40 bloemen.
Bloemen 2,5-5 cm lang, min of meer hangend, van helder blauw tot donker violet, zelden wit. Bloembuis meestal even lang als kroonlob. Stuifmeeldraden even lang als bloemen. Stijl iets langer dan bloemen.
Winterhard tot ongeveer -10°C.
Redelijk goede snijbloem, geen knopval.
In cultuur sinds 1898, want in dit jaar had Max Leightlin te Baden-Baden, Duitsland, materiaal gestuurd naar Van Tubergen in Haarlem. Bekend is ook dat planten in 1913 door Van Tubergen voor verkoop werden aangeboden als Agapanthus weillighii.
Agapanthus inapertus subsp. hollandii
(synoniem: Agapanthus hollandii)
Bloemen blauw. Kroonslip korter dan de buis, meer uitgespreid dan subsp. inapertus en subsp. pendulus.
Transvaal.
Agapanthus inapertus subsp. inapertus
Bloemen 4-5 cm lang, blauw, zelden wit.
Kroonslip korter dan de bloembuis, klein beetje uitgespreid. Stuifmeeldraden even lang als de bloemen.
Transvaal
cultivars:
Agapanthus inapertus subsp. inapertus ‘Albus’
Bloemen crème-wit.
Agapanthus inapertus subsp. inapertus white
Bloemstengel tot 1,4 m. Bloemen wit. Geïntroduceerd door Kirstenbosch Botanic Garden, Zuid Afrika.
Agapanthus inapertus subsp. intermedius
Bloemen 2,5-4 cm lang. Bloembuis even lang als kroonslip. Kroonslip nauwelijks tot iets uitgespreid.
Transvaal en Swaziland, over het gehele areaal van de soort.
Nogal variabel in bladvorm en bloemdichtheid per scherm.
Agapanthus inapertus subsp. parviflorus
Bloemen 2,3-3,5 cm lang. Kroonslip niet of nauwelijks uitgespreid en vrij smal. Transvaal.
Agapanthus inapertus subsp. Pendulus
(synoniem: Agapanthus pendulus)
Bloemen 2,5-4 cm lang, donker blauw tot blauw-violet, zelden bijna wit, vlezig.
Kroonslip niet of nauwelijks uitgespreid, even lang als breed.
Transvaal.
Agapanthus orientalis
zie A. praecox subsp. orientalis
Agapanthus patens
zie A. campanulatus subsp. patens
Agapanthus pendulus
zie A. inapertus subsp. pendulus
Agapanthus praecox
Bladhoudend. Blad 20-70 cm lang, 1,5-5,5 cm breed, donkergroen, leerachtig, meestal omgebogen, gootvormig. Bloemstengel 40-100 cm, slank of dik. Bloeiwijze met (30-)50-120 bloemen. Bloemen 3-7 cm lang, blauw, soms wit. Bloembuis 0,7-2,6 cm lang. Kroonslip uitgespreid. Stuifmeeldraden en stijl meestal buiten de bloem.
Erg variabel in verspreidirig, vorm en grootte.
Agapanthus praecox subsp. minirnus
Blad 20-30 cm lang, niet breder dan 2,5 cm, stug tot leerachtig, niet omgebogen maar meestal horizontaal uitgespreid. Bloemstengel 40-60 cm hoog, slank. Bloeiwijze met veel of weinig bloemen, maar niet zo dicht bezet als in subsp. orientalis. Bloemen 3-4,5 cm lang, lichtblauw. Kroonslip goed uitgespreid.
Stuifmeeldraden korter dan de bloem. Plant is vooral kleiner en vormt geen dichte pollen.
Kaapprovincie.
Agapanthus praecox subsp. Orientalis
(synoniem: Agapanthus orientalis, Agapanthus umbellatus)
Blad omgebogen. Bloemstengel 60 cm hoog of meer, nogal flink. Scherm tot wel 100 bloemen. Bloemen 4-5,5 cm lang, licht tot normaal blauw. Kroonslip uitgespreid, meestal golvend. Plant vormt dichte pollen.
Kaapprovincie.
In cultuur sinds 1813, Frankrijk.
cultivars:
Agapanthus praecox subsp. orientalis ‘Albiflorus’
(synoniem: Agapanthus praecox subsp. orientalis ‘Albus’)
Blad 40-60 cm lang, 4-5 cm breed, omhoogstaand met top omgebogen. Bloemstengel 100-120 cm, groen, rond. Bloeiwijze 25 cm doorsnede, met meer dan 100 bloemen. Bloemsteeltje groen met iets purper nabij de bloemen.
Bloemen 4,7 cm lang, wit, middennerf iets transparant, buitenzijde wit. Indien uitgebloeid licht bruin/wit. Bloembuis 1,5 cm lang. Bloemdoorsnede tot 4,5 cm. Helmhokjes zwart.
In cultuur sinds 1864, Engeland.
Agapanthus praecox subsp. orientalis ‘Albus’
zie ‘Albiflorus’
Agapanthus praecox subsp orientalis ‘Flore Pleno’
(synoniem: Agapanthus africanus ‘Flore Pleno’, Agapanthus umbellatus ‘Flore Pleno’,
Agapanthus praecox subsp. praecox ‘Flore Pleno’, Agapanthus praecox subsp.
praecox ‘Plenus’)
Blad 20-30 cm lang en 2,5 cm breed, normaal groen, basis groen. Bloemstengel 80 cm, groen met iets purperen vlekjes, rond. Bloeiwijze 18 cm doorsnede, met 30-40 bloemen. Bloemsteeltje groen met purper nabij de bloemen.
Bloemen 4-4,5 cm lang, licht violet-blauw met iets purperen gloed, middennerf donkerder, buitenzijde idem gekleurd. Bloembuis 1-1,5 cm lang. Bloemdiameter 4 cm. Alle stuifmeeldraden en stijl zijn veranderd in bloemdekbladen die gelijk van kleur en lengte zijn.
Ik kan niet anders dan deze plant onder subsp. orientalis onderbrengen vanwege de lengte van de stengel en bloem.
Agapanthus praecox subsp. Orientalis ‘Floribundus’
(synoniem: Agapanthus praecox subsp. praecox ‘Floribundus’)
Bloemstengel tot 1 m. Bloeiwijze groot. Bloemen licht blauw.
Selectie uit Zuid Afrika.
Agapanthus praecox subsp. orientalis ‘Variegatus’
Blad wit gestreept.
Agapanthus praecox subsp. praecox
Blad 60-70 cm lang, 4 cm breed, leerachtig, min of meer rechtopstaand. Bloemstengel 80-100 cm, nogal robust. Bloeiwijze met veel bloemen.
Bloemen 5-7 cm lang, blauw. Bloembuis 0,2-2,6 cm lang. Kroonslip uitgespreid. Stuifmeeldraden en stijl soms buiten de bloem.
Kaapprovincie.
cultivars:
Agapanthus praecox subsp. praecox ‘Flore Pleno’
zie bij subsp. orientalis
Agapanthus praecox subsp. Praecox ‘Floribundus’
zie bij subsp. orientalis
Agapanthus praecox subsp. Praecox ‘Plenus’
zie subsp. orientalis ‘Flore Pleno’
Agapanthus praecox subsp. praecox ‘Variegatus’
Blad korter en smaller dan gewoonlijk, wit met enkele groene strepen. Bloemen blauw. Waarschijnlijk identiek aan subsp. orientalis ‘Variegatus’.
Agapanthus umbellatus
Deze naam wordt voor verschillende soorten gebruikt, maar vooral voor A. africanus en A. praecox subsp. orientalis. Indien op een kwekerij een plant onder deze naam wordt aangeboden dan is het beter een andere te kiezen.
Agapantus weillighii
zie A.inapertus
Hybride groepen:
Ardernei Hybrids
Ontstaan uit vooral Agapanthus praecox subsp. orientalis.
Planten die ik onder deze naam gezien heb waren vrij gelijk. Het is hierdoor niet nodig de planten als groep te zien. Zie voor beschrijving bij ‘Ardernei’
Headbourne Hybrids
(Africanus tot Campanulatus type)
Goed winterhard. Blad meestal afstervend (als A. campanulatus) of wintergroen. Bloemstengel tot 90 cm hoog. Bloeiwijze 12-20 cm doorsnede. Bloemen van wit tot licht grijs-blauw, helder blauw tot donker blauw.
Ook wel bekend als Palmer’s Hybrids of Headbourne Worthy Hybrids.
Een groep planten die oorspronkelijk gekweekt zijn door de inmiddels overleden edelachtbare Lewis Palmer te Headbourne Worthy in Engeland.
Zo’n 300 zaailingen werden opgekweekt van zaad afkomstig uit de Kirstenbosch Botanie Garden. Alle bleken hybriden te zijn en hieruit heeft Palmer in de jaren ’50 en ’60 vele selecties gemaakt. De ouders zijn niet meer te achterhalen maar bevatten in ieder geval A. campanulatus en waarschijnlijk A. inapertus en A. praecox. Tegenwoordig zijn er vele selecties op de markt. De planten groeien langzaam uit en zijn daarom wat moeilijk vegetatief te vermeerderen. Er worden ook wel zaadmengels aangeboden.
Planten die uit zaad zijn vermeerderd en gemengd worden aangeboden, dienen de naam Headbourne Hybrids of Headbourne Hybriden te dragen.
Namen als Headbourne Blue of Headbourne White zeggen niets over de plant. De kweker maakt gewoon twee groepen, witte en blauwe. Een verdere selectie is er niet en daarom mogen deze namen niet als cultivarnaam gebruikt worden
Cultivars:
‘Accent’ (Africanus type)
Goed winterhard. Bladverliezend. Blad tot 30 cm lang en 1 cm breed, rechtopstaand, groen tot licht groen met basis purper.
Bloemstengel 50 cm, groen, rond. Bloeiwijze 14 cm doorsnede,met 15 bloemen. Bloemsteeltje donker groen met iets purper nabij de bloem. Bloemknop wit met dof lichtbruin-groene top.
Bloemen tot 3,5 cm lang, horizontaal, wit met transparante middennerf, buitenzijde wit. Indien uitgebloeid dof wit met lichtbruin-purper top. Bloembuis tot 1,2 cm lang. Bloemdiameter tot 3,5 cm. Helmknop eerst licht purper, later bruin.
Oorspronkelijk van en geïntroduceerd door Griffioen, Voorschoten. De plant is een eigen selectie en wordt al zo’n 10 jaar gekweekt.
‘Albidus’
zie A. africanus ‘Albidus’
zie A. campanulatus subsp. campanulatus ‘Albidus’
‘Albiflorus’
zie A. africanus ‘Albus’
zie A. praecox subsp. orientalis ‘Albiflorus’
‘Albus’
zie A. africanus ‘Albus’
zie A. campanulatus subsp. campanula tus ‘Albidus’
zie A. inapertus subsp. inapertus ‘Albus’
zie A. nutans ‘Albus’
zie A. praecox subsp. orientalis ‘Albiflorus’
‘Ardernei’ (Africanus type)
Matig winterhard. Min of meer bladhoudend. Blad 30-50 cm lang en 1,8-2,5 cm breed, rechtopstaand, groen en iets berijpt, basis purper.
Bloemstengel 60-100 cm, groen met purper, afgeplat. Bloeiwijze 13-15 cm doorsnede, met 30-80 bloemen, knop opent eenzijdig. Bloemsteeltje groen met purper. Bloemknop wit met top purper.
Bloemen 2,5-3 cm lang, horizontaal, wit met transparante middennerf, buitenzijde wit met middennerf iets purper. Indien uitgebloeid wit met purperen middennerf. Bloembuis 1-1,2 cm. lang. Bloemdiameter 2,5-3 cm. Helmknop zwart.
Herkomst onbekend.
Planten die ik onder deze naam gezien heb waren vrij gelijk. Het is hierdoor niet nodig de planten als groep te zien. Dit maakt de toevoeging Hybrid in de naam ‘Ardernei Hybrid’ overbodig.
Zie ook opmerkingen bij ‘Umbellatus Albus’.
‘Ben Hope’ (Campanulatus type)
Goed winterhard. Bladverliezend. Blad 15-40 cm lang, 1,5-2 cm breed, rechtopstaand tot iets omgebogen, groen, basis purper. Bloemstengel 50 cm, groen, rond.
Bloemscherm 10 cm met 40 bloemen. Bloemsteeltje groen en purper gespikkeld. Bloemen 2,5-3 cm lang, horizontaal, licht violet-blauw met donker gekleurde middennerf en rand, buitenzijde violet-blauw met basis iets donkerder. Bloembuis 0,8 cm lang. Bloemdiameter 3 cm.
Vroege bloeier en opvallend veel vruchtzetting.
Oorspronkelijk van Lewis Palmer, geïntroduceerd door Savill Garden, Crown Estate Windsor. Bekend in 1972.
‘Bluet’ (Campanulatus type)
Goed winterhard. Bladverliezend. Blad 15 cm lang, 1 cm breed, rechtopstaand, groen en iets berijpt, basis met iets purper.
Bloemstengel 40-50 cm, groen met iets purper, rond. Bloemscherm 10 cm, met 30 bloemen, knop opent eenzijdig.
Bloemsteeltje violet-purper.
Bloemen 2,2 cm lang, horizontaal tot iets hangend, violet-blauw met purperen gloed, middennerf donkerder, buitenzijde donker violet-blauw met purperen gloed. Bloembuis 0,7 cm lang. Bloemdiameter 2,8 cm.
Oorspronkelijk van en geïntroduceerd door Griffioen, Voorschoten.
De plant is een selectie uit een zending zaailingen afkomstig uit Duitsland, voor 1985. Vanwege de winterhardheid zijn er meerdere selecties gemaakt en vermeerderd. In de komende jaren worden deze geïntroduceerd onder de namen ‘Blue Boy’, ‘Blue Choice’, ‘Blue Time’, ‘Blue Cloud’ en ‘Blue Wave’.
‘Blue Giant’ (Africanus/Praecox type)
Matig winterhard met afdekken. Bladhoudend. Blad rechtopstaand tot omgebogen, 25-60 cm lang, 2,5-3,5 cm breed, donkergroen en berijpt, basis groen.
Bloemstengel 80-120 cm, groen met violette vlekjes, afgeplat. Bloemscherm 18-25 cm doorsnede, met (50-)80-130 bloemen; knop opend tweezijdig. Bloemsteeltje groen met violet-purper.
Bloemen 4-4,5 cm lang, licht violet-blauw met iets donkerder rand, middennerf donker violet-blauw, buitenzijde iets donkerder met donker violet-blauwe basis. Indien uitgebloeid wit met purper. Bloembuis 1,8-2 cm. Bloemdiameter 2,5-3,5 cm. Eigenlijk niet geschikt als snijbloem door zeer veel knopval. Wordt hiervoor echter nog steeds gekweekt.
Herkomst onbekend. Bekend in cultuur in 1951.
‘Blue Globe’ (Campanulatus type)
Matig winterhard met afdekken, Bladhoudend. Blad 30-60 cm. Lang en 2-3 cm. breed, rechtopstaand, groen en iets berijpt, basis groen.
Bloemstengel 80-120 cm, groen en berijpt, duidelijk afgeplat. Bloeiwijze 15-22 cm doorsnede, 80-100 bloemen, knop opent tweezijdig. Bloemsteeltje groen met violet. Bloemen 2,5-2,8 cm lang, horizontaal, helder violet-blauw met basis wit, rand met purperen gloed, middennerf donker violetblauw, buitenzijde violet-blauw met purperen gloed. Indien uitgebloeid wit-purper. Bloembuis 0, 7 cm lang. Bloemdiameter 3,5 cm maar bij vergroeide bloemen tot 4,5 cm.
Zeer goede snijbloem, geen knopval.
Selectie uit zaailingen, oorspronkelijk van Hoogervorst, Oegstgeest, ongeveer in 1964. Zeer fraaie plant door de kogelronde bloeiwijze. Helaas heeft de plant nogal last van vergroeiingen in bloeiwijze en bloemen.
‘Blue Triumphator’ (Campanulatus type)
Waarschijnlijk selectie uit A. caulescens. Redelijk winterhard. Bladverliezend. Blad 50-60 cm lang en 3(-4) cm breed, rechtopstaand, groen en iets berijpt, basis groen. Bloemstengel tot 70-120 cm, groen en duidelijk berijpt, rond. Bloeiwijze 15 cm doorsnede, 20-70 bloemen. Bloemsteeltje groen met purperen vlekjes.
Bloemen 3 cm lang, licht violet-blauw met basis wit, rand donkerder met purperen gloed, middennerf donkerder violet-blauw, buitenzijde violet-blauw met donkerder middennerf en basis. Indien uitgebloeid purper. Bloembuis 1, 1 cm. lang. Bloemdiameter 3,5 cm.
Zeer goede snijbloem zonder knopval. In Nederland de meest gekweekte cultivar voor de snij en tevens geschikt voor vervroeging. Zeer geschikt voor pot/kuip cultuur. Reeds bekend in 1916.
Planten die in tuincentra en bij kwekers onder deze naam worden aangeboden zijn anders. Het zijn ongetwijfeld planten die eerder door zaad zijn vermeerderd, afkomstig van de echte ‘Blue Triumphator’, want er zijn veel overeenkomsten. De afwijkende gegevens van deze planten zijn als volgt:
‘Blue Triumphator (Africanus type)
Blad 20-30 cm lang en 2 cm breed, omgebogen, groen, glimmend, basis groen.
Bloemsteeltje violet-purper. Bloemdiameter 2,5-3 cm.
‘Bressingham Blue’ (Campanulatus type)
Goed winterhard. Bladverliezend. Blad 30-40 cm lang en 2 cm breed, omgebogen, groen, glimmend, basis groen.
Bloemstengel (50-)80-90 cm, groen en iets berijpt, rond. Bloeiwijze 12 cm doorsnede, 40 bloemen. Bloemsteeltje groen met violet-purper nabij de bloemen.
Bloemen 2,5 cm lang, violet-blauw met donkerder rand en middennerf, met purperen gloed; buitenzijde idem met basis donkerder. Indien uitgebloeid met meer purper. Bloembuis 0,9 cm lang. Bloemdiameter 2,8 cm.
Oorspronkelijk van en geïntroduceerd door Bloom, Bressingham Gardens, Engeland, in 1972.
‘Bressingham White’ (Campanulatus type)
Goed winterhard. Bladverliezend. Blad 30-40 cm lang en 2 cm breed, omgebogen, groen, basis purper.
Bloemstengel 80-100 cm, groen, afgeplat. Bloeiwijze 15 cm doorsnede, 40-50 bloemen. Bloemsteeltje groen met iets purper nabij de bloemen. Bloemen 3 cm lang, wit met transparante middennerf, buitenzijde wit met iets violet nabij de top. Indien uitgebloeid wit met licht purperen top. Helmhokjes zwart. Bloembuis 1 cm lang. Bloemdiameter 2,5-3 cm.
Oorspronkelijk van en geïntroduceerd door Bloom, Bressingham Gardens, Engeland, in 1972.
bright blue (Africanus type)
Niet winterhard. Bladhoudend. Blad 20-30 cm lang en 1 cm breed, rechtopstaand maar later iets omgebogen, groen en iets berijpt, basis purper.
Bloemstengel 30-60 cm, groen, rond. Bloeiwijze 10 cm doorsnede, 20-25 bloemen. Bloemsteeltje purper.
Bloemen 2,5 cm lang, violet-blauw, rand met purperen gloed, middennerf donkerder, buitenzijde idem met basis donkerder. Indien uitgebloeid met meer purper. Bloembuis 1 cm lang. Bloemdiameter 2,5 cm.
‘Donau’ (Africanus type)
Matig winterhard met afdekken. Bladhoudend. Blad 30 cm lang, 2-2,5 cm breed, rechtopstaand, donker groen, basis groen.
Bloemstengel 60-100 cm, groen en iets berijpt, afgeplat. Bloemscherm 14-20 cm doorsnede, (20-)40-60 bloemen, knop opent tweezijdig. Bloemsteeltje groen met purperen vlekjes. Bloemen 3-4 cm lang, licht violet·blauw, middennerf donkerder, buitenzijde donkerder met nog donkerder basis.
Indien uitgebloeid wit-violet met iets purper. Bloembuis 1-1,3 cm lang. Bloemdiameter 3-3,5 cm.
Goede groeier en enige nabloei in oktober. Goede snijbloem, knopval matig. Oorspronkelijk van Dhr. Schoehuis, Uitgeest, waarschijnlijk spontane kruising uit een wild mengsel. De plant werd voorheen gekweekt als ‘Blauw 910’ of ‘Blauw 912’. De naam ‘Donau’ is gegeven door Maas & van Stein toen deze plant in 1979 werd ingezonden voor een getuigschrift.
‘Flore Pleno’
zie A. praecox subsp. orientalis ‘Flore Pleno’
‘Floribundus’
zie A. praecox subsp. orientalis ‘Floribundus’
‘Headbourne Blue’
zie bij hybride groepen
‘Headbourne White’
zie bij hybride groepen
‘lntermedius’ (Africanus type)
(schrijffout: ‘Intermedia’)
Selectie uit A. campanulatus subsp. campanulatus.
Redelijk winterhard. Bladverliezend. Blad 20-30 cm lang en 2 cm breed, omgebogen, licht groen tot donker groen nabij de basis, zeer sterk berijpt, basis groen met iets purper.
Bloemstengel 70 cm, basis groen en iets berijpt, maar de bovenste helft donker violet, rond. Bloeiwijze 14 cm doorsnede, 50 bloemen, knop opent tweezijdig. Bloemsteeltje donker violet-blauw.
Bloemen 2,5-3 cm lang, violet-blauw met donkerder rand en middennerf, buitenzijde donkerder met nog donkerder basis. Indien uitgebloeid met meer purper. Bloembuis 1 cm. lang. Bloemdiameter 2-2,5 cm.
Goede snijbloem, weinig knopval.
Zeer oude cultivar, de plant werd al in 1887 in de catalogus van Max Leightlin genoemd. De plant is gemakkelijk te herkennen, ook als hij niet bloeit, aan zijn bijna blauwe en korte blad.
‘Kingston Blue’ (Campanulatus type)
Redelijk winterhard. Bladverliezend. Blad 10-20 cm lang en 0,6-0,8 cm breed, omgebogen. donker groen, basis purper.
Bloemstengel 50 cm, groen, rond. Bloeiwijze 11-13 cm doorsnede, 20-30 bloemen. Bloemsteeltje groen met purperen vlekjes. Bloemen 2,7 cm lang, violet-blauw, rand iets donkerder en met purperen gloed, middennerf donker violet-blauw, buitenzijde donkerder. Indien uitgebloeid met meer purper. Bloembuis 0,8 cm. lang. Bloemdiameter 3,5 cm.
Oorspronkelijk van en geïntroduceerd door Miss Raphael, Kingston Bagpize, Engeland. Er wordt in de literatuur vermeld dat deze identiek zou zijn met ‘Lilliput’. Afgezien van het feit dat de herkomst totaal verschillend is, gaat het wel degelijk om twee verschillende planten.
‘Kobold’ (Campanulatus type)
Redelijk winterhard. Bladverliezend. Blad 25-40 cm lang, 1-2 cm breed, rechtopstaand maar later omgebogen, licht groen, basis purper.
Bloemstengel 50-70 cm, groen, rond. Bloeiwijze 10-14 cm doorsnede, met 30-60 bloemen, knop opent eenzijdig. Bloemsteeltje groen met violet.
Bloemen 2,6-2,8 cm lang, licht violet-blauw, middennerf donkerder, buitenzijde violetblauw met basis meer violet. Bloembuis 1 cm. Bloemdoorsnede 2,5 cm.
De planten bloeien na verplanten slecht, als ze een jaar vast gestaan hebben is de bloei overvloedig. Goede snijbloem zonder knopval.
Herkomst onbekend.
‘Lady Moore’ (Campanulatus type)
Redelijk winterhard. Bladverliezend. Blad 40 cm lang en 1,5 cm breed, rechtopstaand, donker groen en iets berijpt, basis purper.
Bloemstengel 45-60 cm, groen en iets berijpt, rond. Bloeiwijze 12 cm doorsnede, met 10-20 bloemen, knop opent eenzijdig. Bloemsteeltje groen met purperen vlekjes, maar nabij de bloemen geheel purper. Bloemen wit, buitenzijde wit met purper nabij de top.
Zeer langzame groeier.
Oorspronkelijk van en geïntroduceerd door Miss Raphael, Kingston Bagpize, begin jaren ’60. Genoemd naar Lady Phyllis Moore, vrouw van Sir Fredirick Moore, curator van Glasnevin Botanic Gardens.
‘Lilliput’ (Campanulatus type)
Redelijk winterhard. Bladverliezend. Blad 10-15 cm lang en 0,6(-0, 7) cm breed, rechtopstaand tot omgebogen, donkergroen, basis purper.
Bloemstengel 30-50 cm, groen met violet nabij bloeiwijze, rond. Bloeiwijze 10 cm doorsnede, 20-25 bloemen, knop opent eenzijdig. Bloemsteeltje groen met violet nabij bloemen.
Bloemen 2,5 cm lang, donker violet-blauw, rand met purperen gloed, middennerf donkerder violet-blauw, buitenzijde donkerder. Indien uitgebloeid met iets purper. Bloembuis 0,8 cm lang. Bloemdiameter 3-3,5 cm.
Oorspronkelijk van en geïntroduceerd door Roland Jackman, Engeland, jaren ’50.
Zie opmerkingen bij ‘Kingston Blue’.
‘Loch Hope’ (Africanus/Praecox type)
Matig winterhard. Bladverliezend. Blad 30-50 cm lang en 2,3 cm breed, rechtopstaand, groen tot donker groen, glimmend, basis groen.
Bloemstengel 60-100 cm groen met iets purper, rond. Bloeiwijze 12-16 cm doorsnede, 40-60(-100) bloemen, knop opent eenzijdig. Bloemsteeltje groen met donker violet-purper nabij de bloemen.
Bloemen 3,8 cm lang, horizontaal tot iets hangend, violet-blauw, rand iets donkerder en purperen gloed, middennerf donker violet-blauw, buitenzijde donker violet-blauw met purperen gloed. Indien uitgebloeid purper. Bloembuis 1, 1-1,3 cm lang. Bloemdiameter 3-4 cm.
Oorspronkelijk van Savill Garden, Crown Estate Windsor, Engeland. Bekend in 1977. Doordat de knoppen en buitenzijde van de bloemen zo donker zijn, oogt deze plant donkerder in kleur dan andere cultivars.
‘Midnight Blue’ (Africanus type)
Redelijk winterhard. Bladverliezend. Blad 30-50 cm lang en 1-1,5 cm breed, rechtopstaand, groen, basis purper.
Bloemstengel 40-70 cm, groen met iets purper nabij bloeiwijze, rond. Bloeiwijze 12 cm doorsnede, met 20-30 bloemen. Bloemsteeltje donker violet-purper.
Bloemen 3,5 cm lang, horizontaal tot iets hangend, donker violet-blauw met basis wit, rand met iets purper, middennerf donkerder violet-blauw, buitenzijde donker violet-blauw met purper. Bloembuis 0,9 cm lang. Bloemdiameter 2,5-3 cm.
Oorspronkelijk van Philip Wood; geïntroduceerd door Slieve Donard Nursery, Ierland.
‘Midnight Star’
Redelijk winterhard. Bladverliezend. Bloemstengel tot 75 cm.
Bloem donker blauw.
Oorspronkelijk van Raveningham Gardens, Engeland.
pale blue
Ongeldige naam en wordt ook gebruikt voor verschillende planten.
‘Peter Pan’ (Praecox type)
Cultivar van A. praecox subsp. minimus.
Niet winterhard. Bladhoudend. Blad 15-25 cm lang en 1 cm breed, omgebogen, licht groen, basis groen.
Bloemstengel 30-50 cm, groen, rond. Bloeiwijze 10-12 cm doorsnede, 10-15 bloemen. Bloemsteeltje groen.
Bloemen 3,5-3,8 cm lang, licht violet-blauw met purperen gloed, rand en middennerf iets donkerder, buitenzijde. Indien uitgebloeid met meer purper. Bloembuis 1-1,2 cm lang. Bloemdiameter 4 cm.
‘Poolijs’ (‘Polar lee’) (Africanus type)
Redelijk winterhard. Bladverliezend. Bloem zuiver wit.
Helmhokjes geel.
Oorspronkelijk P. Kostelijk te Barchem en in 1988 aan Coen Jansen gegeven die de plant nog steeds in zijn collectie heeft. De planten die Maas & van Stein kweken zijn identiek. Planten die in Engeland de naam ‘Polar lee’ dragen zijn anders. Op mijn verzoek zou de plant een nieuwe naam krijgen, maar deze was op het moment van het ter perse gaan van deze Parel nog niet aan mij doorgegeven. Daarom heb ik hier nog geen complete beschrijving gegeven.
‘Slieve Donard’ (Campanulatus type)
Waarschijnlijk cultivar van A. campanulatus subsp. campanulatus.
Goed winterhard. Bladverliezend. Bloemen violet-blauw.
‘Tinkerbell’ (Praecox type)
Een sport uit ‘Peter Pan’ en daardoor cultivar van A. praecox subsp. minimus.
Niet winterhard. Blad houdend. Blad 10-15 cm lang en tot 0,9 cm breed, licht groen met dunne crèmekleurige strepen en duidelijke crèmekleurige rand, sterk omgebogen tot horizontaal uitgespreid.
Bloemstengel 40-50 cm. Bloemen blauw. Selectie uit Nieuw Zeeland. Zeer gemakkelijke groeier.
‘Umbellatus Albus’ (Africanus type)
Waarschijnlijk kruising tussen A. campanulatus en een wit bloeiende A. praecox. Goed winterhard. Bladverliezend. Blad 20-50 cm lang en 1,8-2,5 cm breed, rechtopstaand maar later meer omgebogen, groen tot donker groen en soms iets berijpt, basis purper (soms ook groen).
Bloemstengel 80-100 cm, groen met purper nabij bloeiwijze, iets berijpt, rond, knop opent eenzijdig (soms tweezijdig). Bloeiwijze 14-15 cm doorsnede, met 20-80 bloemen. Bloemsteeltje groen met violette stipjes nabij de bloem tot duidelijk purper gekleurd. Bloemknop wit met lichtrood-purperen top.
Bloemen tot 2,5-4 cm lang, horizontaal, wit met transparante middennerf waardoor de kleur van de buitenzijde zichtbaar is, buitenzijde wit met middennerf violet. Indien uitgebloeid vuilwit met violet gekleurde middennerf. Bloembuis 0,9-1,2 cm lang. Bloemdiameter 3-4,5 cm. Helmknop eerst gelig tot licht purper, later bruin. Zeer rijkbloeiend en zeer goede snijbloem, weinig knopval.
Herkomst en introductie onbekend. De naam A. umbellatus werd, zoals eerder geschreven, gebruikt voor verschillende soorten. Aangezien de naam voor deze cultivar noga ingeburgerd is blijft hij hier gehandhaafd en is omwille van duidelijkheid gekozen voor deze combinatie in plaats van alleen de naam albus.
Een probleem met deze plant is dat Gillisen aangeeft dat de bloem tot de Campanulatus type behoort. Deze vorm heb ikzelf in geen van de planten gezien; het was in alle gevallen het Africanus type.
Planten onder de naam A. africanus ‘Albidus’ en A. africanus ‘Albus’ vallen zo goed als allemaal onder deze naam. Het zal duidelijk zijn dat er variatie is; men kan dan ook beter spreken van een groep planten die sterk op elkaar lijken. Vooral de kleuring van de helmhokjes is wat verschillend. Toch kunnen alle planten die ik gezien heb onder verschillende namen en bij verschillende kwekers, zonder probleem deze naam krijgen. Planten die de naam ‘Ardernei’ hebben lijken sterk op deze planten, maar verschillen vooral in het meer bladhoudende karakter, platte bloemstengel, zwarte helmhokjes en een kleinere bloemdiameter.
‘Variegatus’
zie A. africanus ‘Variegatus’
zie A. campanulatus subsp. campanulatus ‘Variegatus’
zie A. praecox subsp. praecox ‘Variegatus’
zie A. praecox subsp. orientalis ‘Variegatus’
‘White Dwarf’ (Africanus/Praecox type)
Selectie uit A. praecox subsp. praecox.
Niet winterhard. Bladhoudend. Blad 20-30 cm lang, 2 cm breed, groen, basis met iets purper, rechtopstaand.
Bloemstengel tot 40-70 cm, groen, rond, knop opent eenzijdig. Bloemscherm 10-15 cm doorsnede, met 30-50 bloemen. Bloemsteeltje groen met iets violet nabij de bloemen.
Bloemen 2,5 cm lang, wit met middennerf transparant, buitenzijde wit met iets violet nabij de top. Indien uitgebloeid wit met purper. Bloemdiameter 2,5 cm. Helmknop grijzig-zwart.
De plant wordt helaas vaak door zaad vermeerderd. Daardoor zijn planten variabel wat betreft blad- en bloemvorm. Men kan dan beter spreken van een groep planten die op elkaar lijken dan van een cultivar.
‘White Starlet’
Helaas nog geen gegevens van verzameld.
‘Wolga’ (Africanus type)
Matig winterhard met afdekken. Bladhoudend. Blad 20-25 cm lang en 1,5 cm breed, rechtopstaand, lichtgroen, basis groen.
Bloemstengel 60-100 cm, groen, afgeplat. Bloeiwijze 15-18 cm doorsnede, met 20-40 bloemen. Bloemsteeltje groen met iets purper.
Bloemen 3,5-4 cm lang, licht violet-blauw, rand met iets purper, middennerf iets donkerder violet-blauw, buitenzijde violet-blauw met basis iets donkerder. Bloembuis 1,5 cm lang. Bloemdiameter 2,5-3 cm. Slecht als snijbloem vanwege zeer veel knopval.
Oorspronkelijk van Dhr. Schoehuis, Uitgeest; waarschijnlijk spontane kruising uit een wild mengsel.
De plant werd voorheen gekweekt als ‘Blauw 800’. De naam ‘Wolga’ is gegeven door Maas & van Stein toen deze plant in 1979 werd ingezonden voor een getuigschrift.
REFERENTIES
Bond, J (1978) Agapanthus trial. In: Journal of the Royal Horticultural Society, 315-318.
Consulentschap in algemene dienst voor de bloemisterij & Proefstation voor de bloemisterij te Aalsmeer & Proefstation voor de tuinbouw onder glas te Naaldwijk, Teelt van Zomerbloemen, buiten en onder glas. Geheel herziene en uitgebreide druk van de voormalige delen len ll. November 1987.
Curtis W. (1799) The Botanical Magazine, t. 500.
Dahlgren R.M.T., Clifford H.T. & Yeo P.F. (1985) The Families of the Monocotyledons. Structure, Evolution and Taxonomy.
Geytenbeek E. (1991) Oranjerieën in Nederland.
Gillissen A.M. (1979) Sortimentsonderzoek van het geslacht Agapanthus L ‘Heritier. Verslag van een zesmaands doctoraalonderzoek aan de landbouwhogeschool te Wageningen voor de vakgroep Taxonomie van cultuurgewassen en begeleiders, ten dele uitgevoerd in Aalsmeer bij het Proefstation voor de Bloemisterij.
Gillissen A.J.M. Ir. (1982) Aspecten uit onderzoek Agapanthus-sortiment. In: Vakblad voor de Bloemisterij, 22. 1982.
Hart Sarah (1994) Plantenvinder voor de lage landen. Meer dan 30.000 planten waar te koop.
Huxley A., Griffiths M. & Levy M. (1992) TheNewRoyal Horticultural Society Dictionaryof Gardening.
Kostelijk P.J. (1986) Agapanthus-de afrikaanse lelie. In: Bulletin van de Botanische tuinen Wageningen. nr. 17.
Van de laar H.J & Fortgens G. & Hoffman M.H.A. & de Jong P.C.( 1995) Naamlijst van vaste planten.
Leighton F .M. 1965) The Genus Agapanthus L’Heritier. In: Journal of South African Botany.
Nieuman W. & Smit D (1987) Afrikaanse lelie of liefdesbloem. In: Groei & Bloei, september.
Palmer L. (1954) The Genus Agapanthus. In: Journal of the Royal Horticultural Society, 25-28.
Philip, C. & Lord T. (1994/95) The Plant Finder. 60,000 plants & where to buy them. The Royal Horticultural Society.
Philip, C. & Lord, T (1995/96) The RHS Plant Finder. 65.000 plants & where to buy them. The Royal Horticultural Society.
Philips R. & Rix M. (1991) Perennials. Over 1,250 plants in superb colour photographs.
Sealy J R. (1940-1942) Curtis’s Botanical Magazine. t. 9621.
Synge P.M. (1987) Supplemenr of the Dictlonary of Gardening. The Royal Horticultural Society.
Tevens vele catalogi van kwekers.
Dankwoord
Een speciaal dankwoord voor Prof. J.N. Eloff, Scientific Editor of South African Journal of Botany, Pretoria, Republic of South Africa, die met ‘great pleasure’ toestemming gaf voor de reproductie van de tekeningen, gepubliceerd bij het artikel van Mevrouw Leighton.Ook in Nederland heb ik hulp gekregen van onder meer Coen Jansen te Dalfsen, Frenk Maas van Maas & Van Stein in De Zilk, Jan Fopma te Boskoop, de heren Griffioen te Voorschoten en de heer van der Valk te Zoeterwoude. Ook in Engeland heb ik enkele tuinen bezocht waaronder Wisley en de tuin van Beth Chatto. De curator van ‘The Royal Horticultural Society’s Garden Wisley’, de heer J.M. Gardiner, gaf mij toestemming enige dagen de collectie in de tuin te bestuderen. Met Beth Chatto te Elmstead Market heb ik een gesprek gehad over Agapanthus cultivars die echter niet in dit artikel zijn opgenomen. Andere gegevens van haar planten zijn wel verwerkt. Ik ben beiden zeer erkentelijk voor hun hulp. Tevens heb ik gebruik gemaakt van de diensten van de bibliotheken van het Proefstation voor de Bloemisterij te Aalsmeer en het Rijksherbarium te Leiden. De staf wordt hartelijk bedankt voor zijn hulp en medewerking.
Vervolg
Omdat ik dit onderwerp, naast mijn studie aan Clematis, nogal interessant vind, heb ik besloten deze studie met een jaar te verlengen. De hoeveelheid informatie die ik het afgelopen jaar verzameld heb is zo omvangrijk dat ik wellicht op zoek ga naar een uitgever. Een boek over Agapanthus is immers nog nooit eerder gepubliceerd. Deze verlenging van een jaar geeft mij natuurlijk de gelegenheid ook in seizoen 1996 planten te bestuderen. Er zullen ongetwijfeld nog vele interessante zaken naar boven komen en ik hoop deze in komende ‘Parels’ aan u te melden.
Wim Snoeijer De Parel 4/5, 1995
redactie: Het boek dat Wim Snoeijer in bovenstaand artikel aan het einde noemde is in 2004 verschenen: ‘Agapanthus, a revision of the Genus’ – Wim Snoeijer ( 2004)
Hieronder de tabel die in het originele stuk bovenaan pagina 8 staat. Die staat zo vreemd midden in de tekst dat ik hem op een andere pagina heb gezet waar hij beter lijkt te passen(?)
bloemen violet-blauw
bladhoudend bladverliezend
type: type:
Africanus Praecox Campanulatis Inapertus Africanus Praecox Campanulatus Inapertus
A.africanus A.praecox ‚Blue Globe‘ ‚Blue A.campanulatus A.inapertus
bright blue ‚Blue Giant‘ Triumphator‘ ‘Ben Hope
‚Donau‘ ‚Peter Pan‘ ‚Intermedius‘ ‚Bluet‘
‚Wolga‘ ‚Loch Hope‘ ‚Blue Triomphator‘
‚Midnight Blue‘ ‚Bressingham Blue‘
‚Kinston Blue‘
‚Kobold‘
‚Lilliput‘
‚Slieve Donard
bloemen wit
bladhoudend bladverliezend
type: type:
Africanus Praecox Campanulatus Inapertus Africanus Praecox Campanulatus Inapertus
A.afr.‘Albus‘ A.p.o.‘Albiflorus‘ ‚Accent‘ A.c.c.‘Albidus‘ A.i.i.‘Albus‘
‚Ardernei‘ ‚Poolijs‘ ‚Bressingham A.i.i.white
White‘
‚White Dwarf‘ ‚Umbellatus Albus‘ ‚Lady Moore‘
bont blad gevuldbloemig
A.c.c.‘Variegatus‘ A.p.o.‘Flore Pleno‘
A.p.p.‘Variegatus‘
A.p.o.‚Variegatus‘
‚Tinkerbell‘