Tekst en foto’s: R. Meijer De Parel, nr. 1, 1999
Het geslacht Brahea, synoniem Erythea, behoort tot de familie van de Arecaceae en kent 16 soorten uit Mexico en twee soorten uit Guatemala. Daar groeien zij overwegend in droge gebieden, vaak op een kalkrijke ondergrond. De meeste soorten verdragen een vochtig tropisch klimaat of hoge neerslag slecht. Deze decoratieve sierpalm is zeer robuust en gedijt ook goed aan de Middellandse Zee.De middelgrote, meestal eenstammige, waaierpalm draagt blauwgroene tot bleekgroene bladeren. De dikke , tot zo’n 14 meter hoge, stam is dicht omringd of met oudere bladeren bedekt. Dat beschermt tegen zeer koude winden. De kroon bestaat uit rechtopgaande grote bladeren. De bladstelen zijn bedoornd. De waaier- tot cirkelvormige bladeren zijn tot de helft in segmenten verdeeld, die vervolgens nog eens in twee spitse ondersegmenten verdeeld zijn. De bloem is geel. De zaden hebben een kiemtijd van 2 tot 4 maanden.
De Brahea kent o.a. de volgende soorten:
Brohea armata (syn. Erythea armata, Erythea roezlii).
De ‘blauwe palm’ is afkomstig uit het woestijngebied van noordwest Mexico en het zuiden van Californië. Deze soort heeft een krachtige tot 1 5 meter hoge stam die in het onderste deel geringd is. In het bovenste deel bevinden zich dode bladeren tegen de stam aan. De niet echt dikke kroon bestaat uit ongeveer 60 bladeren die zeer regelmatig tot aan het midden gespleten zijn. De tot vijf meter lange voorover hangende bloemtrossen dragen ivoorwitte bloesem; de vruchten zijn bruin van kleur. De palm vraagt een zonnige standplaats en dient regelmatig water te krijgen. Echter nooit te nat houden en ook niet laten uitdrogen. Ze vraagt een matige luchtvochtigheid. Bij een vochtige koele standplaats treden bij de palm bladvlekken op. Bij gebruik als kuipplant moet u een diepe pot gebruiken omdat palmen diep wortelen. De ideale overwinteringstemperatuur ligt tussen 8 en 10 °C. Oudere, in de volle grond geplaatste soorten verdragen temperaturen tot -10 °C.
Brahea brandegeii.
Het land van herkomst van B. brandegeii is Mexico, maar men ziet haar ook veel aan de Middellandse Zee. De smalle, tot 15 meter hoge palm draagt een dichte kroon met grote brede en groene bladeren die ook om de stam hangen als eenmaal het blad veroudert. Ten opzichte van de andere Braheasoorten heeft bij deze soort de onderkant van het blad een lichtere kleur. Het is een geschikte kuipplant en zij verdraagt gemakkelijker vochtige grond en een hogere luchtvochtigheid dan de vorige soort. De vereiste overwinteringstemperatuur ligt tussen 13 en 17 °C. Oudere exemplaren verdragen temperaturen tot -17 °C.
Brahea edulis.
Deze palm komt voor op Guadelupe, een van de Caraïbische eilanden. Ze is iets kleiner en slanker dan de B. armata en draagt kruislings hoog opgaande donkergroene waaierbladeren. De B. edulis verlangt een zonnige droge standplaats en een geringe luchtvochtigheid. Ze stelt weinig eisen aan de grondsoort. De minimum nachttemperatuur ligt bij 13 °C. Vanaf eind mei kan de palm naar buiten. Medio oktober moet ze weer naar binnen. De overwinteringstemperatuur ligt tussen 5 en 10 °C. Oudere exemplaren verdragen -8 °C.
Brahea salvadorensis.
Een uit Midden-Amerika afkomstige soort met een stevige stam. Ze kan een hoogte bereiken van 6 à 7 meter. De kruislings geplaatste diepgroene bladeren bezitten dikke bladdstelen. De verzorging 1s precies zoals bij B. edulis. Ze is een perfecte kuipplant.
De Butia behoort ook tot de familie van de Arecaceae en omvat 20 soorten. Ze komen oorspronkelijk uit Zuid-Amerika.
Butia kent o.a. de volgende soorten:
Butia arenicola is afkomstig uit Paraguay en Brazilië. Ze is nauw verwant aan B. capitata maar kleiner en met een korte stam. De bladsteel is kort met witte doornen.
Butia capitata is een robuuste en bescheiden palmsoort die te vinden is in Brazilië en Uruguay. Deze palm komt ook elders voor, zelfs langs de kusten van de Zwarte Zee. Het vruchtvlees is rijk aan vitamine C. De palm wordt niet hoger dan zes meter en is compact met gevederd blad. De dichte kroon draagt talrijke, tot drie meter lange, elegant gebogen bladeren. De bladstelen zijn met doornen bedekt. De bloem is geel, rood of zelfs purper van kleur. De vruchten zijn geel tot oranje gekleurd. Deze palm vraagt een zonnige standplaats met een matige luchtvochtigheid. Belangrijk is om de palm regelmatig water te geven. Verder is zij bestand tegen zoute winden.
Het vermeerderen gebeurt met zaden waarvan de kiemtijd tot 24 maanden kan bedragen. Voor het zaaien de zaden schuren en in warm water leggen. De overwinteringstemperatuur ligt tussen 8 en 12 °C. Bij hogere temperaturen kan ze last krijgen van ongedierte zoals schild- of dopluis. Vanaf mei kan de palm naar buiten en medio oktober moet zij weer naar binnen. Oudere exemplaren die buiten in de volle grond staan verdragen temperaturen tot -11 °C.
Butia eriospatha heeft een solitaire stam van drie tot zes meter hoogte en is afkomstig uit Brazilië. De bladstelen zijn bijna een meter lang en omringd met kleine tandjes van stekels. Deze harde palm wordt zelden gekweekt.
Butia yatay heeft een solitaire stam en wordt 8 tot 12 meter hoog. Van oorsprong komt ze uit Argentinië en Paraguay. Oude bladstelen blijven zitten op de jonge stammen. De bladeren hebben een lengte van ongeveer twee meter.
Tot slot, ga nooit roekeloos met uw palm om. De temperatuur kan zomaar ineens omslaan naar hoog of zelfs erg laag. Palmen houden niet van een temperatuurschok.
Houd daar rekening mee!