Marijke Oppe, De Parel, juni 2007
Hedychium is een plantengeslacht dat ik erg mooi vind. Ik heb er al eens een artikel over geschreven. Zie de Parel april 2003 pagina 11. In dat artikel staat ook Hedychium greenii vermeld. Hedychium greenii is een bijzondere soort en ik vind haar één van de mooiste onder de Hedychium’s. Hedychium longicornutum vind ik nog mooier. Helaas heb ik deze niet in mijn bezit. Mocht iemand van u weten waar ik deze soort kan kopen hoor ik dat graag. Maar nu terug naar Hedychium greenii. De Brit William W. Smith beschreef de plant in 1913. Hij vernoemde haar naar H.F. Green, die deze plant had ontdekt. Smith cultiveerde de plant bij zijn huis in Darjiling in India. Vandaar is de plant uiteindelijk via de Botanische tuin van Calcutta en Groot-Brittannië in Europa en de Verenigde staten beland. De plant heeft vrij korte, brede bloeiaren, met voor Hedychium’s, grote rood/oranje
bloemen die niet geuren. Het is (voor zover ik weet) de enige Hedychium met een rode kleur aan de onderzijde van het blad. De rode kleur komt ook in de stengels terug. Ze wordt minder hoog (zo’n 90-120 cm) dan bv. Hedychium coccineum.
Zoals gezegd kreeg ik Hedychium greenii in mijn bezit toen Dhr. H. Prins, van kwekerij de ‘Groene Prins’, zo vriendelijk was, om mij bij hoge uitzondering er een rhizoom van te sturen. In 2003 melde ik al dat de plant goed groeide. Dat doet ze nog steeds. Ze staat inmiddels in een metselkuip die eigenlijk al te klein begint te worden. In september/oktober 2006 bloeide ze met 28 bloeiaren een schitterend gezicht. Ze vraagt meer water dan andere Hedychium’s en heeft naar mijn idee iets meer warmte nodig om goed te groeien en bloeien. Als je kijkt waar ze oorspronkelijk groeit klopt dat ook wel. De plant groeit in het wild in heuvels in het zuid- westen van Bhutan en in het Noord-Oosten van India, in het Himalaya gebergte. Ze groeit aan bosranden in drassige grond en in moeras gebieden. Het klimaat is in deze streken vrij mild, zodat ze daar het hele jaar doorgroeit. Er wordt door verschillende kenners gezegd dat de plant tot -10 °C vorst kan verdragen. Het zou best kunnen al heb ik het idee dat, dat erg optimistisch is. Maar wie ben ik, om te twijfelen aan de deskundigheid van deze mensen. Ik heb het vermoeden dat je, als je de plant in en Nederlandse tuin zet, in ons klimaat met een lang relatief vrij koud voorjaar weinig of geen bloemen kunt verwachten.
In 2005 zag ik, toen ik de oude bloemen aan het weghalen was, een bultje zitten in een uitgebloeide bloeiaar en in een andere zag ik twee bultjes die groter waren en waarvan je kon zien dat het miniplantjes aan het worden waren. Zogenaamde broedplantjes of met een mooi woord adventieve knoppen. Ik heb toen de snoeischaar maar opgeborgen en ben informatie gaan zoeken over dit verschijnsel en hoe ik de broedplantjes het beste op kon kweken. In de boeken en het internet en heb het volgende gevonden. Hedychium greenii maakt geen zaden, ook al wordt ze door kwekers met de hand bestoven las ik op de website van de Engelse kwekerij Koba Koba. Een gember kenner bij uitstek Tom Wood zegt het volgende: Het lijkt erop dat alle planten in cultivatie voortkomen uit één plant verzameld in het zuidwesten van Bhutan door meneer Green voor 1908. De soort kan steriel geworden zijn doordat ze alleen vermeerderd werd door broedplantjes. T.M.E. Branney schrijft in zijn boek Hardy Gingers: Het is niet bekend dat Hedychium greenii zaden maakt in cultivatie in zowel Europa of de Verenigde Staten. Dit komt waarschijnlijk omdat het genetisch materiaal verzwakt is aangezien de meeste planten in cultivatie geregenereerde klonen zijn van een beperkte bron. Op de website van bovengenoemde kwekerij las ik ook het volgende over het opkweken van de broedplantjes Het lijkt het beste om de jonge plantjes aan de bloeiaar te laten zitten tot ze er (bijna) vanzelf afvallen. Ze zijn anders moeilijk te bewortelen. Dit heb ik ondervonden.
In het najaar bij het vervoer van de tuin naar de overwinteringkas braken er een aantal broedplantjes af. Ik heb deze in onze warme serre opgepot. Al snel gingen de plantjes zienderogen achteruit. Het bovengrondse deel stierf af, maar de piepkleine rhizoompjes bleven stevig en gingen niet verder achteruit. Na een aantal maanden begon er hier en daar een sprietje tevoorschijn te komen gelukkig en alle plantjes hebben het gered. De andere broedplantjes zijn nadat ze van de moederplant waren afgevallen opgepot en deze groeiden voorspoedig inmiddels zijn ze naar andere plantenliefhebbers gegaan. Dit jaar zitten er zeker 15 á 25 aan de moederplant. Ik hoop dat deze het allemaal gaan redden. Ik schenk ze aan regio 2 die ze kan aanbieden op hun stand bij diverse activiteiten.
Soortnamen:
coccineus rood
greenii naar H.F. Green
longicornutum langhoornig ?