Soortnaam: Butia capitata
Nederlandse naam: Gelei-palm.
Familie: Arecaceae (Palmae) – Arecoideae – Cocoeae – Butiinae – Butia.
Afkomst / verspreiding: het zuiden van Brazilië, Uruguay en Argentinië.
Bijzonderheden: zij produceert gele of rode eetbare vruchten; deze zijn zeer decoratief.
in Zuid-Amerika noemt men haar ook wel gelei-palm, omdat er van de stroperige vruchten gelei of jam wordt gemaakt.
Standplaats: een zonnige plaats en goed gedraineerde grond.
Verzorging: Zij verlangt volop water, veel licht en geregeld een sproeibeurt.
Bemesting: om de twee weken vloeibare mest.
Vermeerdering: zaaien, maar dit zaad is nogal grillig wat ontkiemen betreft: het varieert van enkele weken tot langer dan een jaar.
Men kan dit iets bespoedigen door de zaadschalen open te breken en de zaden een tijdje in warm water te leggen alvorens te zaaien.
Overwintering: zij verdraagt een temperatuur van -5°C.
Dit geldt voor een grote palm die in de volle grond staat!