Boom: Heel groeizaam, bossig, veel doornen, meestal 3 tot 5 meter hoog en wanneer hij niet gesnoeid wordt nog hoger. Het jonge schot is licht rood/paars en het oudere donkergroen. De bladeren zijn ovaal, licht eivormig. Aan de rand zijn ze fijn gezaagd en zitten aan korte meestal ongevleugelde bladstelen.
In pot gekweekt blijft de citroen natuurlijk veel kleiner dan in de volle grond, en om hem in een goede vorm te houden is regelmatige snoei noodzakelijk. Vooral ‘s zomers is het belangrijk regelmatig de nieuwe scheuten te toppen na 2 of 3 nieuwe bladeren.
Bloei: Voor een deel grote witte bloemen. Aan de top van de kelkbladeren vaak ook een lichtpaarse kleur. De bloemen verschijnen zowel alleenstaand als in trossen vanuit de bladoksels naast de doornen. De bloei kan het gehele jaar doorgaan, ofschoon de hoofdbloei toch in het voorjaar plaats vindt. Vandaar ook dat er tegelijkertijd bloemen en vruchten in diverse stadia aan een en dezelfde plant voorkomen.
Vrucht: De vrucht is middelgroot (ongeveer 10 cm. lang en 6 cm. dik), heeft een nek en is eivormig met een duidelijk geprononceerde top. De schil is middelmatig dik en zit vrij vast aan het vruchtvlees. De kleur van de schil gaat van licht geelgroen tot oranjegeel, maar is meestal knalgeel.
Het vruchtvlees is lichtgeel, heel sappig en zeer zuur met een duidelijk verfrissend aroma. Er zitten meestal weinig zaden in de vrucht. Die zaden zijn wel voor een hoog percentage polyembryonaal en meestal nucellus. Kort uitgelegd wil dit zeggen dat er uit elk zaadje meerdere plantjes kunnen groeien die voor het grootste gedeelte identiek zijn aan de moederplant.
Oogsttijd: De voornaamste oogstperiode is gedurende de herfst en winter. Verder worden nog gedurende de rest van het jaar kleinere hoeveelheden geoogst.
Vermeerdering: Uit zaad opgekweekte planten dragen bij optimale kweekomstandigheden na ongeveer 5 jaar de eerste vruchten. Veredelde planten groeien en dragen beter. Stekken en “air-layers” bloeien al in het eerste jaar na beworteling. Veredelde planten hebben de voorkeur omdat ze al na 3 jaar volop dragen. Een juiste keuze van onderstam is zeer belangrijk i.v.m. grondsoort en gevoeligheid voor stamrot.
Belangrijkste variëteiten van de citroen met daarachter tussen haakjes het land van oorsprong vermeld:
Eureka (Italië)
Berna ook wel Verna genoemd (Spanje)
Lisbon (Australië)
Femminello (Italië)
Femminello Sfusato ofwel Tavazzina (Italië)
Kütdiken (Italië)
Mesero ofwel Primofiori of Fino (Spanje)
Interdonato (Sicilië)
Monachello ofwel Moscatello (Italië)
Villafranca (Italië)
Minder belangrijke, maar voor de liefhebber toch interessante variëteiten van de citroen, welke vaak meer streekgebonden gekweekt worden:
Lunario (Italië)
Arancino ofwel Cucuzzaru (Italië)
Armstrong (U.S.A.)
Asaasli (Libanon)
Nepali oblong ofwel Assam (India)
Bonnie Brae (Italië)
Corpaci (Italië)
Genoa (Italië)
Malti (Malta)
Rosenberger (U.S.A.)
Ross (U.S.A.)
Santa Teresa (Italië)
“Zoete” variëteit van de citroen (d.w.z. met veel minder citroenzuur):
Dorshapo (Brazilië)