De mandarijnen vormen een grote opvallende en zeer gevarieerde groep. Hier volgt een algemene beschrijving voor die gehele groep.
Boom:
Struikachtige, rijk dragende boom, slechts 2 tot 5 meter hoog, zelden hoger, met een dichte vertakking. De takken zijn kort bedoornd, enkele variëteiten hebben geen doornen. De bladeren zijn donkergroen en lancetvormig tot spits-eivormig (4-8 cm lang) en smal (2-4 cm) De bladeren zijn gegroefd langs de hoofdnerf. De korte dunne bladstelen zijn ongevleugeld.
Bloei:
De kleine en heerlijk geurende bloemen staan meestal alleen als eindknop van jonge twijgen, gedeeltelijk verschijnen ze ook als enkele bloem uit een bladoksel. De kleur van de kelkbladeren is zuiver wit tot licht crèmekleurig.
Vrucht:
De vruchten hebben een doorsnee van 5 tot 8 cm. De vorm is afgeplat bolvormig tot vrij plat. De dunne schil is oranje-geel van kleur, voor een gedeelte donker oranje (Tangerine). Die schil bevat veel oliekliertjes. Schil en fruitpartjes (10-15) laten meestal heel gemakkelijk los. De kern is hol. Gewoonlijk heeft de vrucht een duidelijk karakteristieke geur en smaak. Het vruchtvlees is eveneens oranje en zeer sappig. Zaden zijn rond van vorm met een “buikje” en hebben een duidelijke punt.
Oogsttijd:
Door de hoeveelheid aan soorten en variëteiten is een oogst van oktober tot in augustus mogelijk. De hoofdoogst is echter gedurende de wintermaanden. Mandarijnen moeten op de juiste tijd geoogst worden, want ze kunnen niet te lang aan de boom blijven hangen.
Vermeerdering:
Veel variëteiten kunnen uit zaad opgekweekt worden en bij optimale kweekomstandigheden kunnen na 5 jaar de eerste vruchten verschijnen. Maar omdat het lang duurt voordat de jonge boom flink vruchten draagt, worden op de plantages alleen veredelde bomen gebruikt. Bovendien hebben veel variëteiten kruisbestuiving nodig, zodat veel zaailingen niet identiek aan de moederplant terugkomen. Alleen de Ponkan mandarijn wordt in China nog traditioneel uit zaad opgekweekt. Voor veel variëteiten worden zwakgroeiende onderstammen gebruikt, die er toe bijdragen dat de opbrengst flink hoger wordt. Planten uit stekken kweken komt bijna niet voor.
Verschillende mandarijnvariëteiten zijn zelf goede onderstammen en worden daarom ook gebruikt als ziekteresistente, koudetolerante onderstam voor andere citrussoorten. Voor ons klimaat is de mandarijn als onderstam echter minder geschikt.
Verzorging:
Omdat de plant de neiging heeft een nogal dichte struik met veel vertakkingen en bladeren te vormen, is het belangrijk, ter voorkoming van allerlei ziektes en schadelijke insecten, regelmatig te snoeien zodat de plant mooi “open” blijft. Ook de langere scheuten wat terugnemen voorkomt dat er teveel slappe hangende takken ontstaan. Dat bij dat alles een gedeelte van de nieuwe vruchtjes verloren gaat is niet zo erg. Er is juist vaak een overdaad aan bloemen en vruchten en zo voorkomt men tevens dat de plant in beurtjaren vervalt. De meeste mandarijnenbomen kunnen enkele graden vorst verdragen. In ons klimaat is het toch aan te raden om ze op tijd in de overwinteringsruimte te plaatsen: de gevoeligheid voor wortelrot bij de combinatie van teveel water (herfstperiode) en lagere temperaturen zou wel eens funest kunnen zijn. Tevens oppassen voor een teveel aan meststoffen bij de mandarijn: dat werkt averechts, er ontstaan wel heel veel nieuwe scheuten, maar weinig vruchten.