Soortnaam: Dipladenia splendens (Mandevilla splendens).
Nederlandse naam:
Familie: Apocynaceae (Maagdenpalmachtigen).
Afkomst / verspreiding: Midden- en Zuid-Amerika, voornamelijk Brazilië.
Bijzonderheden: een weelderig groeiende groenblijvende klimplant met heerlijk geurende rozerode trompetvormige bloemen met geel hart die tot viereneenhalve meter hoog kan worden;
ze heeft brede groene bladeren tot twintig centimeter lang, die elliptisch tot rechthoekig van vorm zijn;
deze struik bloeit op jonge stengels van het lopende jaar;
alle stengels moeten worden geleid en moeten regelmatig worden aangebonden;
Standplaats: deze klimstruik heeft een warme, beschutte plaats in de halfschaduw nodig om echt hoog te klimmen;
ze kan goed in de morgenzon, maar volle zon in de middag is uit den boze.
Bloeiseizoen: vanaf de lente tot de herfst.
Verzorging: ze heeft graag grond voor heideachtigen die verschraald is met zand;
in de zomer op warme dagen veel water geven en ervoor zorgen dat het water gemakkelijk door de grond kan wegzakken;
vanaf de herfst het water geven verminderen, in de winter heel weinig keren water geven;
direct na de bloei alle stengels met de helft van hun lengte inkorten.
Bemesting: elke twee weken vloeibare kamermest;
te weinig (vloeibare) mest veroorzaakt weinig aanleg van bloemen.
Vermeerdering: uit zaad of door in het voorjaar stek te nemen van stevige stengeldelen die nog groen zijn.
Overwintering: boven 10°C en zij zal in dit geval haar bladeren behouden.
Problemen: wanneer de klimstruik te lang aan zon is blootgesteld, neemt de kans op aantasting door insecten toe.