Soortnaam: Ochna serrulata.
Nederlandse naam: – (Fynblaarrooihout)
Familie: Ochnaceae.
Afkomst / verspreiding: Zuid-Afrika.
Bijzonderheden: in de winter en lente verschijnen groepen gele bloemen tegelijk met het roodbronzen nieuwe blad, in de zomer gevolgd door de decoratieve rode en zwarte vruchten;
de schors van oudere planten is erg mooi, crème-wit met bruine afgebladderde plekken.
Standplaats: in de volle zon of halfschaduw.
Bloeiseizoen: in de late winter en lente.
Verzorging: voedselrijke, vochtige maar goed doorlatende grond;
regelmatig water geven en snoeien in de herfst nadat de vruchten rijp zijn; zij kan korte droogteperiodes verdragen en groeit langzaam.
Bemesting: normale kuipplantenmest 20-20-20.
Vermeerdering: in de lente uit zaad en in de zomer door stekken; pluk de rijpe zwarte vruchten, maak deze goed schoon en zaai meteen om de beste resultaten te verkrijgen;
het duurt ongeveer 6 weken voordat zij beginnen te ontkiemen; het zaad moet dus heel vers zijn en kan niet langer bewaard worden;
stekken moeten gedoopt worden in stekpoeder en hebben graag bodemwarmte van ongeveer 24ºC.
Overwintering: boven 5°C; zij verdraagt zelfs lichte vorst!
Problemen: in Zuid-Afrika worden de vruchten door vogels gegeten, waardoor het zaad in de wijde omtrek wordt verspreid; hierdoor wordt de plant op veel plaatsen als onkruid gezien.