Soortnaam: Swainsona formosa.
Nederlandse naam: – (Sturt’s desert pea)
Familie: Fabaceae (Vlinderbloemenfamilie.
Afkomst / verspreiding: Australië.
S. formosa is geadopteerd als het bloemenembleem van de deelstaat Zuid-Australië
Bijzonderheden: deze plant is inheems in de droge gebieden van centraal en noordwestelijk Australië;
de bloemen zijn circa 9 cm lang en groeien in clusters van circa vijf stuks op dikke, verticale bloemstelen, die elke 10 – 15 cm ontspringen vanuit de liggende stengels, die 1 – 1,5 m lang kunnen zijn;
ongeveer vijftien zijdeachtige grijsgroene bladeren ontspringen van iedere liggende stengel;
zowel de stengels als de bladeren zijn bedekt met zachte, haarachtige filamenten;
de vrucht is een circa 5 cm lange peulvrucht, die bij volledige rijpheid meerdere niervormig, platte zaden bevat;
de plant is goed aangepast aan het leven als een woestijnplant; de kleine zaden behouden lang hun kiemkracht en kunnen na vele jaren nog ontkiemen;
de harde zaadschil, die het zaad beschermt tegen droge omstandigheden tot de volgende regenperiode, remt ontkieming in normale kweekomgevingen.
Standplaats: op een beschutte plaats in de zon.
Bloeiseizoen: ze bloeit van de lente tot de zomer, met name na een regenperiode.
Verzorging: de plantjes moeten in een kas worden gekweekt;
als men zaait begin juni, begint de bloei ongeveer 8 weken later;
als de uitgebloeide bloemen worden verwijderd duurt de bloeiperiode langer.
Bemesting: liefst fosfaatarme mest zowel voor gezaaide als voor geënte plantjes.
Vermeerdering: door zaad: schuren of op een andere manier de zaadhuid licht beschadigen is niet nodig;
de zaden zwellen zeer snel op, meestal in een paar dagen, in water op een warme plaats;
zodra de zaden zijn opgezwollen, worden ze uitgeplant en komen meestal al na enkele dagen op;
eenmaal ontkiemd, ontwikkelen zaailingen snel een diepe penwortel, die noodzakelijk is voor overleven in de woestijn;
dit betekent dat gecultiveerde planten moeten worden geplant op hun definitieve plaats of zo snel mogelijk moeten worden verplant na ontkieming;
de beste resultaten worden verkregen met zaden die direct in puimsteengruis zijn gezaaid of in kleine blokjes steenwol, welke laatste kort na het kiemen van het zaadje ook in puimsteengruis moeten worden uitgeplant;
de planten tolereren geen verstoring van hun wortels, maar als ze eenmaal zijn geplant in goed gedraineerde aarde hebben ze geen frequente watergift nodig en kunnen ze extreme hitte, felle zon en zelfs enige vorst weerstaan.
Overwintering: liefst boven 12°C.
Problemen: zaailingen en jonge planten zijn zeer gevoelig voor (schimmel)infecties;
hun stam wordt aangetast net op de grens van aarde en lucht, met als gevolg dat de plantjes meestal sterven (lang) voordat ze in het stadium van bloeien komen;
het verdient aanbeveling de oppervlakte van de zaaigrond een paar keer met een schimmelbestrijdingsmiddel te bespuiten;