een fraaie kuipklimmer
HENK SAALTINK , Parel jan. 1992
De plant
Rhodochiton is inheems in Mexico. Ze behoort tot de familie van de Scrophulariaceae en is verwant aan onder meer vingerhoedskruid, leeuwenbek en toorts. Ze klimt tot een hoogte van 3 meter en gebruikt haar bladeren als grijporgaan. De bladeren zijn mooi gevormd, donkergroen van kleur met een paarsig randje. De bloemen hangen aan dunne steeltjes en zijn heel bijzonder door een prachtige en zelden voorkomende kleurenkombinatie. De klokvormige kelk is paars rood, de kroon hangt daar in als een klepel en is zwart-paars van kleur. De hele bloem is 5 cm lang.
Heel aardig is dat de kelken na het afvallen van de kroontjes blijven hangen en heel lang hun kleur behouden. Het lijkt daardoor of de plant niet
uitgebloeid raakt. Omdat de kroon zo donker is, is het moeilijk op een zwart-wit foto de plant goed te zien te krijgen.
Een kleurenplaatje is te vinden in “Kleur in de Tuin”, van Elisabeth de Lestrieux (p 64) of, nog mooier, in het kuipplantenboek van Wiert Nieuman (p 115). In Groei en Bloei van november 1989 staat een foto op pag. 28 waarop het effect van de blijvende kelken goed te zien is.
Zaaien en verspenen
Eind februari – begin maart moet worden gezaaid. Het beste gaat dat in fijne zaaigrond die u kunt kopen of zelf kunt maken. In het laatste geval gaat u als volgt te werk; U zeeft wat turfstrooisel ( dus geen tuinturf op basis van turf en veen). Vermeng de gezeefde turf met scherp zand ( ongeveer 1/3 van de hoeveelheid turf). Als u het heel precies wilt doen mengt u er nog wat kalk doorheen. U kunt ook gezeefde potgrond gebruiken maar de zaaigrond bevat dan wel wat voedsel. De kiemplanten kunnen daardoor wat spichtig opgroeien.
Fijne zaaigrond is nodig omdat de zaden bijna aan de oppervlakte van de grond terecht moeten komen. U zaait in een speciaal zaaibakje met plastic kap of in een bakje of potje dat af gedekt wordt met een plastic zakje of glasplaatje. Uitdroging van de kiemende zaden wordt daardoor voorkomen. Maak de zaaigrond vlak en druk de grond iets aan. Maak daarna de bovenlaag met een vork wat los. Strooi het zaad dun uit en druk het aan. Op deze manier zaait u heel ondiep en dat is de bedoeling. In geen geval dus in geultjes zaaien en het zaad met grond bedekken. Plaats het af gedekte zaaibak je bijv. in de vensterbank maar niet in de felle zon. Een extra warme plaats hoeft niet. Volgens Maria Bultman is de beste kiemtemperatuur 5 graden Celsius. Ik heb ook goede resultaten bij kieming in een niet te warme kamer en zelfs in mijn propagator (dus op warmte) in de kas. Er valt dus wat te experimenteren. Houdt het zaaisel regelmatig vochtig. Het beste gaat dat met een plantenspuit. Het zaad kiemt onregelmatig, dat wil zeggen niet alle zaden komen tegelijkertijd op en ook niet alle zaden ontkiemen. Na 2 tot 4 weken hebt u echter voldoende plantjes. Die moeten verspeend worden als ze met duim en wijsvinger aan te pakken zijn. U kunt ook aan een stokje een v-vormig uiteinde snijden waarmee u de plantjes verplaatst. U verspeent de plantjes in potjes met potgrond. De eerste tijd groeien de plantjes niet snel. U hoeft daarom geen grote potten te gebruiken. Vierkante potjes van 7 bij 7 cm of ronde potjes met een doorsnede van 9 cm zijn voldoende. Hoeveel planten u wilt verspenen bepaalt u uiteraard zelf. Voor een grote pot hebt u later 3 tot 4 planten nodig. U moet in elk geval het dubbele aantal plantjes verspenen om eventuele uitval te kunnen opvangen. Houdt de plantjes na het verspenen nog enige tijd onder plastic. Het beste gaat dat door de potjes in een zaaibak met een plastic kap te plaatsen. Geef als ze aan de groei zijn wekelijks wat kamerplanten voedsel.
De opkweek lukt het beste op een koele lichte plaats (12 tot 15 graden Celsius). Bij wat hogere temperatuur gaat het ook maar dan is de kans op aantasting door dierlijke parasieten groter. Zet de kiemplanten niet in de felle zon.
In de pot of in de volle grond?
Na enige tijd vormen de planten slappe stengels die duidelijk steun zoeken. Nu is het de tijd de planten hun definitieve pot te geven. U gebruikt daarvoor een pot met een binnenmaat van 28 tot 35 centimeter van aardewerk of plastic. Zorg voor een goede drainage door veel potscherven onderin. Gebruik gewone potgrond. Plaats na het vullen van de pot eerst de stokken. Gebruik er 3 of 4, ze moeten minstens 125 cm lang zijn. Plaats een plant bij elke stok en maak de stengels vast. Afhankelijk van de weersomstandigheden kan de pot (tijdelijk) naar buiten. Bij temperaturen van 15 graden Celsius kan dat heel goed. De buitenlucht is beter voor de planten dan de droge lucht van de huiskamer. Het voorjaarszonnetje wordt goed verdragen. Later als de zon krachtiger wordt moet de pot niet in de felle zon staan. Ochtend- of middagzon is dan het beste. Als de planten gaan klimmen helpt u een handje door de stengels spiraalsgewijs, bijna horizontaal, om alle stokken te leiden. Doet u dat niet dan groeien ze in de zomer ver boven de stokken uit.
U kunt ook enkele planten in de volle grond planten (als de kans op nachtvorst voorbij is) en langs gaas of latwerk laten klimmen. Zorg wel voor voldoende water.
Zaden oogsten
In redelijke zomers vormt de plant knikkervormige vruchten. Laat er enkele van zitten tot het zaad rijp is. Als u dat oogst en bewaart kunt u het volgend jaar weer aan de slag.
Overwinteren
Rhodochiton is in haar natuurlijke omgeving een vaste plant. Omdat ze niet winterhard is, wordt ze in ons klimaat als een eenjarige gekweekt. U kunt echter proberen haar over te houden. Dat is mij enkele keren gelukt, maar ook wel eens mislukt. U snoeit in het najaar de planten terug tot 30 a 45 cm. Zorg dat er wat blad aan blijft zitten. Zet de pot op een koele en lichte plaats zoals in een onverwarmde slaapkamer. Geef heel weinig water maar zorg dat de kluit niet uitdroogt. Ziet u in het voorjaar nog tekenen van leven, geef dan wat meer water en zet de planten wat warmer. Als u groei ziet kunt u de planten in verse potgrond opnieuw oppotten. U krijgt dan in de loop van het jaar forse planten en zult langere stokken moeten gebruiken.
Rhodochiton is ook te stekken. Daar heb ik nog geen ervaring mee opgedaan.
Andere ‘eenjarige’ kuipklimmers
Als uw inspanningen met succes worden beloond, vraagt u zich misschien af of er nog meer van deze fraaie eenjarige klimmers te kweken zijn. Natuurlijk zijn er Ipomea, Lathyrus en Oostindische kers. Maar Rhodochiton heeft ook enkele mooie familieleden. Asarina erubescens is er zo een. Deze klimmer wordt op dezelfde wijze gekweekt als Rhodochiton. Ook Asarina barclaiana is het proberen waard. Een sterke aanrader is
Eccremocarpus scaber (geen fam. van Rhodochiton). Een krachtige klimmer met mooie oranje of rode pijpvormige bloemen voor terraspot of klimrek. Bij het artikel van Daan Smit in Groei en Bloei van november 1989 over eenjarige klim- en slingerplanten staan foto’s van onder andere Asarina en Eccremocarpus. En waarom zou u ‘Suzanne met de
mooie ogen’ (Thunbergia alata) ook niet eens een kans geven? Er zijn ook Thunbergia’s met blauwe.(T. grandiflora) of met witte bloemen (T. fragrans). De zaden van de Rhodochiton en de andere genoemde klimmers zijn goed verkrijgbaar U moet dan op zoek in de dikkere Nederlandse en Engelse catalogi.
redactie: In het oospronkelijke artikel waren geen foto’s opgenomen. Die hebben wij nu toegevoegd om het artikel wat kleurrijker te maken.