– Citris sinensis –
Botanische naam: Citrus sinensis (L.) Osbeck
Herkomst:
De sinaasappel komt oorspronkelijk uit Zuid-Azië, met name Noordoost India, en delen van Burma en China.
Verspreiding:
De sinaasappel is de meest gekweekte citrusvrucht over de gehele wereld.
Hij wordt in tropische en subtropische gebieden gekweekt; grofweg ongeveer tussen 40 graden aan beide zijden van de evenaar, het meest echter in subtropische gebieden en de landen met het Middellandse zeeklimaat omdat daar toch een hogere vruchtkwaliteit wordt bereikt.
Op dit moment zijn meer dan 400 variëteiten, met de oorsprong in ruim 50 verschillende landen, beschreven.
Geschiedenis:
Sinaasappelen werden al vele honderden jaren in China gekweekt vooraleer ze rond het begin van de vijftiende eeuw in Europa werden ingevoerd.
Hoe de weg hier naar toe precies is geweest, is niet bekend, maar de Arabieren kenden deze vrucht al. Dus is het aannemelijk dat de vruchten op deze manier van Azië naar Spanje en Portugal zijn gekomen.
Het wordt aan Columbus toegeschreven dat hij in 1493 tijdens zijn tweede reis de eerste zaden richting de Nieuwe Wereld heeft gebracht, waar vervolgens plantages met sinaasappelen en andere citrussoorten op het eiland Hispaniola (Haïti en de Dominicaanse Republiek) werden aangelegd.
In Florida gebeurde dat tussen 1513 en 1565, in de buurt van St. Augustine aan de oever van de St. Johns-River. Door de Spaanse ontdekkers en de Indianen werden de sinaasappelen snel over heel Florida verspreid. In Europa gebeurde hetzelfde met deze vrucht in de landen rond de Middellandse Zee.
Op het eind van de achttiende eeuw ontstond in Florida al een sinaasappelindustrie van vermeldingswaardige omvang, welke tijdens 2 grote vorstperiodes in de winter van 1894/1895 bijna geheel werd vernietigd. Nu liggen de grote kweekgebieden dan ook buiten deze gebieden verder naar het zuiden.
Over zee en land zouden ook zaden en planten de kust aan de Grote Oceaan hebben bereikt, zodat ook daar belangrijke sinaasappelplantages ontstonden. Een voorbeeld hiervan zijn de plantages in California.
Beschrijving
Boom:
In commerciële boomgaarden in b.v. Florida is de boom vaak tussen de 7 en 10 meter hoog. Zonder snoei wordt hij zelfs nog groter. Vanuit zaad groeit hij vrij rechtop gaand. Vanuit stek opgekweekt of op onderstam geënt is de kroon bolvormig met lichte vertakking.
Die takken zijn sterk en hebben normaal gesproken geen snoei nodig, behalve om het geheel van de boom in vorm te houden.
In pot gekweekt blijft de sinaasappel uiteraard een heel stuk kleiner. De keuze van de onderstam speelt daar ook nog eens een rol bij: op Poncirus trifoliata Flying Dragon geënt levert dat de kleinstblijvende boom op. En ook snoei speelt hierbij toch een grotere rol.
Blad:
De bladeren zijn donkergroen en ca. 8-13 cm. lang. Ze blijven ongeveer 2 tot 3 jaar aan de boom.
Het blad is aan het uiteinde spits toelopend en rond bij het begin van het blad. De bladsteel heeft een heel smalle bladvleugel. In de meeste bladoksels liggen korte doornen.
Bloei:
De bloemen zijn wit en bezitten alle gebruikelijke bloemdelen. De meeste cultuurvariëteiten zijn zelfbestuivend, dit vanwege de opbouw van de bloem.
Enkele variëteiten hebben slechts weinig of helemaal geen levensvatbare stuifmeelkorrels (pollen), of een vruchtbeginsel dat niet bevrucht kan worden. Deze variëteiten ontwikkelen alleen zaadloze of bijna zaadloze vruchten.
De hoofdbloei ligt bij ons vaak in het voorjaar, maar ook daarna komt de sinaasappel nog regelmatig tot bloei.
Vrucht:
De vrucht heeft een aparte besvorm, Hesperidium genoemd.
De vruchtgrootte is afhankelijk van variëteit, aantal vruchten aan de plant en groeiomstandigheden, maar de diameter ligt meestal tussen 6 en 10 cm.
De vorm is rond tot licht ovaal. De dikte van de schil ligt tussen die van grapefruit en tangerine in.
De schil is bijna glad, enkele variëteiten zijn wat ruwer.
Met uitzondering van Navel-sinaasappelen zit de schil vrij vast aan het vruchtvlees.
Schil en vruchtvlees zijn oranje gekleurd terwijl deze kleur wel mede afhankelijk is van klimaatsinvloeden en variëteiten.
Koele klimaatsomstandigheden zorgen ervoor dat deze kleuring meer naar rood-oranje gaat, terwijl constant warme temperaturen meer voor een gelige tint zorgen met voor een deel zelfs een groen zweem.
Zaden:
Het aantal zaden per vrucht is variabel.
Cultuurvariëteiten worden gemakshalve onderverdeeld in zaadloos en zaadrijk.
Zaadloos betekent dan mogelijk 0-6 zaden per vrucht , terwijl zaadrijke variëteiten wel 15-20 zaden of meer bezitten.
De hoeveelheid zaden is natuurlijk erg belangrijk als de vruchten in de sapindustrie gebruikt worden. Hoe minder zaden, des te interessanter zijn ze voor die sapindustrie.
Tot de voornaamste zaadrijke variëteiten behoren o.a. Parson Brown, Pineapple en Queen.
De voornaamste zaadloze variëteiten zijn Valencia, Hamlin en de Navel-sinaasappelen.
Oogsttijd:
Sinaasappelen hebben een zeer lange rijpingsperiode nodig.
Vroegrijpe soorten verschijnen vanaf september op de markt en de laatste ongeveer vanaf maart.
De vruchten van alle soorten kunnen enkele maanden aan de boom “bewaard” blijven, zonder dat er kwaliteitsverlies optreedt.
Zo kan een verlenging van het sinaasappelseizoen van 10 – 11 maanden voor een deel naar 14 maanden gebracht worden.
Commerciële sinaasappelsoorten worden in 3 rijpingscategoriën ingedeeld:
- a. Vroege soorten die vóór december al rijp zijn zoals Hamlin, Newhall en de Navel sinaasappelen.
- b. Middel – rijpende soorten die rijp zijn van december tot maart, zoals Pineapple, Queen, Lane Late, Salustiana, Midsweet en de meeste bloedsinaasappelen.
- c. Late soorten. Vooral Valencia, die in maart rijp is, maar vaak nog tot in de zomer aan de boom blijft.
Vermeerdering:
Zoete sinaasappelen zijn gewoonlijk “zaadecht”. Maar bomen kweken uit zaad is niet gewenst: zaailingen blijven lang in de jeugdfase. Dat houdt o.a. ook in dat ze nogal wat doornen hebben, recht omhoog groeien en pas na 8 – 15 jaar bloeien en vruchten dragen.
De zoete sinaasappel kan vermeerderd worden door marcotteren (air-layer), stek, ent of oculatie.
Oculeren en enten wordt het meest toegepast omdat het gemakkelijk gaat en daarbij ook de gewenste onderstammen en tussenstammen gebruikt kunnen worden.
Veredelde sinaasappelbomen dragen gewoonlijk al na 3 jaar volop vruchten, als de cultuur- omstandigheden tenminste in orde zijn.
Klimaat:
Sinaasappelen groeien wereldwijd in tropische en subtropische gebieden.
Ze komen niet tot volledige rust in de winter zoals een appel of peer.
Wel gaat tijdens die periode de groei op een veel lager pitje door. Ze zijn dus koude-tolerant.
Maar daar schuilt ook juist het gevaar: zodra het een korte periode warmer is, komen de processen in de plant weer op gang en is diezelfde koude-tolerantie kleiner geworden.
Komt er nu een plotselinge flinke koudeperiode overheen, dan zijn ze weer extra kwetsbaar en is er grote kans op flinke vorstschade.
Daarom is het heel belangrijk dat sinaasappelkwekers een goede variëteitkeuze maken,
afhankelijk van het in dat gebied heersende klimaat: vroege, middel of laatrijpe variëteiten.
Citrus Sinensis wordt in 4 duidelijk te onderscheiden groepen ingedeeld:
I. Bloedsinaasappelen
Bij deze groep zijn de diverse variëteiten vaak te onderscheiden door de kleur van de schil.
Voorbeelden, met daarachter vermeld het land van oorsprong:
– Doblefina (Spanje) | – Sanguinello (onbekend) |
– Maltaise Sanguine (Malta) | – Tarocco (Italië) |
– Moro (Sicilië) | – Tomango (Zuid-Afrika) |
– Sanguinelli (Spanje) | – Washington Sanguine (Spanje) |
II. Gewone sinaasappelen (niet bloedsinaasappelen)
Hierbij zijn de variëteiten nauwelijks aan de kleur te onderscheiden.
Deze groep sinaasappelen wordt zowel voor vruchtensap of concentraat gebruikt als om uit de hand te eten.
Voorbeelden:
– Ambersweet (U.S.A.) | – Marrs (U.S.A.) | – Roble (U.S.A.) |
– Belladonna (Italië) | – Midknight (Zuid-Afrika) | – Salustiana (Spanje) |
– Berna of Verna (Spanje) | – Midsweet (U.S.A.) | – Shamouti (Israël) |
– Cadenera (Spanje) | – Natal (Brazilië) | – Trovita (U.S.A.) |
– Castellana (Spanje) | – Ovale (Italië) | – Turkey (Turkije) |
– Delta (Z. Afrika) | – Parson Brown (China) | – Valencia (China) |
– Jincheng (China) | – Pineapple (China) |
III. Navelsinaasappelen
Bij deze groep zijn grote verschillen. Alle navelsinaasappelen hebben de eigenschap dat ze gemakkelijk te schillen zijn, zeer veel sap bevatten en een licht-bittere smaak hebben.
Door die licht-bittere smaak zijn ze bij de sapindustrie niet zo gewild, want bij sapconcentratie komt dat bittere nog meer naar voren, waardoor de kwaliteit minder wordt.
Alle navelsinaasappelen zijn vroeg oogstrijp.
Voorbeelden:
– Bahianinha (Brazilië) | – Gillemberg (Zuid-Afrika) | – Newhall (U.S.A.) |
– Beck (onbekend) | – Lane Late (Australië) | – Palmer (onbekend) |
– Cara Cara (Venezuela) | – Leng (Australië | – Skaggs Bonanza (U.S.A.) |
– Fisher (onbekend) | – Navelate (Spanje) | – Thomson (U.S.A.) |
– Fukumoto (Japan) | – Navelina (U.S.A.) | – Washington of Bahia (Brazilië) |
IV. Suikersinaasappelen ofwel sinaasappelen zonder citroenzuur
Binnen deze groep zijn weinig verschillen tussen de diverse variëteiten, alleen de tijd van rijpheid is vaak verschillend.
Voorbeelden:
– Dolce (Italië) | – Mosambi (Mozambique) |
– Douce de Nice (Frankrijk) | – Succari (onbekend) |
– Lima (Brazilië)(met Lima Verde en Piralima) | – Sucrãna (Spanje) |
– Lokkum (Turkije) | – Vainiglia (Italië) |
– Meski (N. Afrika) |