– Grevillea sericea –
Verdere eigenaardigheden van Australische planten zijn het gevolg van aanpassingen aan veelvuldig voorkomende bosbranden:
1. Soms kiemen zaden pas na een brand: het ‘nut’ hiervan is dat de zaailingen zo een goede start krijgen: een lekker warm zaaibed en veel licht, want de ouderplanten zijn hun blad grotendeels kwijtgeraakt door de brand. Mechanismen die ervoor zorgen dat zaden pas na brand kiemen zijn:
a. Ze komen pas vrij nadat de vrucht waar ze in zitten bloot is gesteld aan hoge temperaturen bijv. bij Banksia,
b. Ze kiemen pas na verhitting zoals bij Kennedia en andere vlinderbloemigen en Acacia;
de zaden barsten door de hoge temperatuur en kunnen pas dan vocht opnemen.
Dit is ook te bereiken door de zaden aan te vijlen en vervolgens te weken in warm tot heet water,
c. Ze kiemen pas nadat ze aan rook zijn blootgesteld, bijv. Verticordia, sommige Banksia’s.
Dit verschijnsel is het eerst ontdekt in Zuid-Afrika en het treedt op bij diverse plantensoorten van verschillende families.
2. De plant gaat pas bloeien na een brand, bijv. de Xanthorrhoea (grass tree), diverse inheemse orchideeën, enkele lelie-achtigen.
3. De stam heeft aan de buitenkant diverse lagen schors, hetgeen een warmte-isolerende werking heeft.
Dit komt o.a. voor bij Eucalyptus en Melaleuca.
De boom kan daardoor over de gehele lengte van de stam weer uitlopen en snel herstellen van de brand.
4. De plant bezit ondergrondse structuren, waar hij weer kan uitlopen als de bovengrondse delen verbrand zijn.
Veel Banksia’s hebben dergelijke structuren, maar ook bij diverse Eucalyptussen zijn ze te zien:
vlak boven, dan is de plant eigenlijk niet diep genoeg gepoot,
of onder de grond zitten verdikkingen waar een grote hoeveelheid scheuten uit komt als er iets met het bovengrondse deel gebeurd is.
In het Engels worden ze ‘lignotubers’ genoemd; dit is misschien het beste te vertalen als ‘houtknollen’.