– Chamaerops humilis ‘vulcano’ –
Een palm die goed groeit en genoeg wortels ontwikkelt, komt na een bepaalde tijd te hoog in de pot te staan. De steeds groter wordende wortels duwen de palm omhoog.
Vooral bij een palm met langere penwortels als Jubaea chilensis en Chamaerops is dit gauw het geval.
Om de paar jaar de palm verpotten in een grotere pot is dan ook aan te raden.
Het liefst in het begin van het groeiseizoen. Wel erop letten dat de palm precies hoog genoeg in de nieuwe kuip gezet wordt.
De kleine bolvormige verdikking onder aan de stam, net boven de wortels, moet zich net boven de grond bevinden.
Denk wel aan een goede drainage van de nieuwe kuip. Zorg dat er altijd flink wat grind of potscherven onder in de pot zitten. In het onderste gedeelte van de pot meng ik de potgrond ook altijd met scherp zand.
Een palm verplanten betekent altijd een aanslag op haar gezondheid en vitaliteit.
Geef zo’n palm daarna dan ook een paar weken rust en bescherming tegen zon en wind. Besproei haar wat vaker dan anders. Daardoor verdampt zij minder vocht door de bladeren en kunnen de wortels sneller aangroeien.
Een palm in een pot heeft zoals gezegd graag goed gedraineerde grond. Het water moet goed kunnen weglopen uit de pot. Het liefst naar een onderschaal met een lage rand.
Palmbomen houden dus niet van “natte voeten”. Teveel stagnerend water veroorzaakt zuurstofgebrek, waardoor de wortels verstikken en vervolgens wegrotten.
Een aantal soorten uitgesloten, zoals Chrysalidocarpus lutescens, Euterpe edulis, Licuala grandis en Hyophorbe (synoniem Mascarena) verschaffeltii. Deze palmen houden wel van lauw water in een schaal onder de kuip.
– Licuala grandis, stralenpalm –
Het gieten van water op de bladeren of op stam moet zo veel mogelijk vermeden worden. Hierdoor kan immers gemakkelijk schimmel of rot optreden.
Echter, een aantal palmbomen hebben toch graag water op het blad wanneer de luchtvochtigheid te laag wordt. Dit kan gebeuren als de planten ‘s winters in een te droge en te warme kamer staan, maar soms ook als het ‘s zomers te lang erg heet is. Besproei dan alleen de bladeren en laat het water niet te veel in de kern van de palm lopen.
Warmte en licht
Een palm houdt van warmte. Dit heeft zij nodig om te kunnen groeien.
De exacte temperatuur verschilt van soort tot soort.
De gemiddelde temperatuur waarbij een palm groeit, ligt tussen 22º C en 30º C.
Een palm heeft ook binnen veel licht nodig: zet haar bij het raam of in een serre.
Een aantal kan buiten in de volle zon van de lente tot in de herfst.
De meeste jonge palmen kunnen hier nog niet goed tegen. Deze moeten voorlopig in de halfschaduw staan.
Uitzonderingen hierop zijn de zaailingen van Trachycarpus fortunei , Washingtonia filifera en Phoenix canariensis , want die verdragen al heel jong direct zonlicht.
De palmen die oorspronkelijk als onderbegroeiing in de vrije natuur staan, staan ook hier het liefst in de schaduw, zelfs al ze al ouder zijn.
Ik denk hierbij aan Chamaedorea elegans, Chrysalidocarpus lutescens, Howea forsteriana, Licuala grandis, Livistona rotundifolia, Neodypsis decaryi, Phoenix roebelinii en Rhapis excelsa.
In feite zijn deze laatstgenoemde allemaal kamerpalmen. Zij doen het prima binnenshuis.
– Rhapis excelsa, stokpalm –
Vooral het naar buiten verplaatsen van palmen moet voorzichtig gebeuren.
De bladeren, die nog niet aan de zon gewend zijn, kunnen in korte tijd verbranden.
Het is zaak dit heel geleidelijk te doen.
Tevens moet men elke dag inspecteren of er bruine brandvlekken op de bladeren ontstaan. Is dit het geval, dan moet de bewuste palm terug in de schaduw en moet de verhuizing nog langzamer gebeuren.
Water
Een palm heeft naast veel licht ook veel water nodig, zeker als het warm is.
Dit komt door de grote palmbladeren die een groot verdampingsoppervlak hebben.
De wortels mogen nooit en te nimmer uitdrogen, want dit is dodelijk voor de palm.
Ook ‘s winters niet, zeker bij de palmen die binnen staan.
Palmen die buiten staan in de winter hebben hier minder last van. Daar is het zelfs goed wanneer de aarde droog blijft in verband met vorst die de wortels kan bedreigen.
Bij warm weer hebben de meeste palmen graag elke twee dagen een portie water.
Je moet pas water geven als de bovenkant van de grond droog aanvoelt.
Maar ook weer niet te veel. In een eventueel aanwezige onderschaal mag maar een bodempje water blijven staan.
Palmen uit meer moerassige gebieden hebben ook in een kuip meer behoefte aan vochtige grond. Een aantal heb ik al eerder genoemd: Chrysolidocarpus lutescens, Euterpe edulis, Hyophorbe verschaffeltii en Licuala grandis.
Meststoffen
Een palmboom heeft net als alle andere planten behoefte aan de juiste meststoffen. Dit uiteraard vooral in het groeiseizoen. Voedingsstoffen spoelen gemakkelijk weg uit de potgrond. Daarom hebben potplanten veel behoefte aan mestoplossingen die we met het water meegeven.
In deze meststoffen moeten o.a. de volgende stoffen aanwezig zijn:
stikstof, fosfor, kalium, mangaan, magnesium, ijzer, calcium en koper.
Wanneer er tekort is aan één van deze meststoffen zie je dat aan de palm.
Een palmboom reageert sterk op de juiste meststoffen en een correcte manier van water geven. Te weinig meststoffen geven zorgt enkel voor een langzamere groei, maar dit beschadigt de palm niet. Overbemesting daarentegen kan wel beschadigingen opleveren: een dunnere celwand door snellere groei (vorstgevaar), maar ook uitdroging van de wortels door te veel zouten in de potgrond.
Een kleine palm met weinig wortels in een grote pot heeft minder water en minder meststoffen nodig. Een grote palm met een flink wortelstelsel in een pot heeft echter meer water en meststoffen nodig.
Lees goed de voorschriften op de verpakking voordat je mest toedient.
‘s Winters groeien palmen beduidend minder dan in de zomer, dan dus ook minder bemesten.
Het is ook raadzaam om een palm in een pot eens goed door te spoelen met gewoon water, zodat de aanwezige overtollige meststoffen kunnen verdwijnen.
Kopen
Let bij het kopen van een palm op de lengte en de dikte van de bladstelen.
Een palm die in een kas is opgegroeid, maakt door de juiste bemesting, constante luchtvochtigheid en temperatuur langere en daarom vaak dunnere bladstelen.
Als je nu zo’n palm ‘s zomers te vlug buiten zet, kunnen de bladeren niet alleen vlug verbranden maar ook snel kapot waaien. Ook gaan de bladeren dan soms te vlug open. Zelfs als ze nog niet volledig uit de stam gekomen zijn.
Een palm met korte, dikkere bladstelen is in zo’n geval een beter keus.