Tekst en foto: L. Hilberts De Parel, nr. 5 1998
Tecoma en Tecomaria
Als ik deze twee plantennamen zie denk ik altijd bij mezelf dat het man en vrouw zijn.
Tecoma is dan natuurlijk de man en Tecomaria is … enfin zoek het maar uit. Deze twee plantennamen lijken veel op elkaar en zijn ze aan elkaar verwant? Jazeker, het zijn namelijk allebei familieleden van de Bignoniaceae, een familie die de prachtigste soorten in zijn gelederen heeft. Een enkele is winterhard en heel veel ervan kunnen erg goed als kuipplant worden geteeld.
Ik zal er een paar noemen. Campsis; Distictis (syn: Phaedranthus); Pandorea; Podranea; Doxantha; Eccremocarpus; Clytostoma en natuurlijk de Catalpa. Als ik de Latijnse rij namen doorlees realiseer ik mij dat het onthouden ervan voor veel mensen een ramp is. Als men echter weet wat er achter een naam voor moois schuilgaat kan ik maar één ding aanraden. Vergeet die moeilijke namen eventueel maar, doch probeer wèl een van bovengenoemde plantensoorten te kweken. Want met een beetje geluk zullen ze schitterend bloeien.
Ik had het over Tecoma en Tecomaria. Tecoma is afkomstig uit Zuid-Amerika en Tecomaria uit Zuid-Afrika. Laat ik van de laatste eens een soort wat meer voor het voetlicht brengen.
Ze heet Tecomaria capensis en zoals gezegd behoort ze tot de familie van de Bignoniaceae. Ze vormt een losgroeiende struik met een hoogte tot 4 meter. In een kuip groeit ze goed en is door middel van wat snoei prima “in bedwang” te houden. Dat is maar goed ook want wie heeft voor een struik van 4 meter hoog ‘s winter plaats.Ze doet het goed in normale potgrond die ‘s zomers matig vochtig wordt gehouden. In het voorjaar wordt ze als ze nog jong is verpot. De wat oudere exemplaren krijgen om de 3 jaar andere grond. Bij oudere planten verwijder ik de bovenste laag overigens elk jaar en deze wordt dan door verse potgrond vervangen. Er zitten n.l. altijd veel zouten van het gietwater in opgeslagen. Als de groei zichtbaar wordt geef ik haar elke maand wat kunstmest. Dat kan 20-20-20 zijn maar ook 12-10-18. Als de knoppen op de uiteinden van de takken zichtbaar worden ga ik met kunstmest 20-20-20 zeer matig door.
Tijdens de bloei stop ik met bemesten. Ook na de bloei geen mest meer geven want het is voor groei dan te laat. De heester moet afharden. Ze houdt van zon en halfschaduw, dus op hete dagen staat ze graag even uit de zon. Ze heeft frisgroen blad dat goed afsteekt bij de mooie bloemen en voor het merendeel tijdens de winterperiode (in een vorstvrije kas) afvalt. Wanneer men de plant op een temperatuur van 10 graden of warmer overhoudt blijft ze welhaast wintergroen en bloeit ze vaak nog een tijdje door. De bloei vindt plaats in de zomer en nazomer en bestaat uit fel rood/oranje bloemtrosjes die stevig omhoog staan. Ik noem haar vaak een klimheester. Dat betekent dat ze regelmatig onvertakte dikke scheuten maakt van zomaar enige meters lang. Ik snoei zulke scheuten dan niet gelijk in maar bind ze aan. Ook leg ik ze wel eens in andere heesters die op zo’n manier als steun dienen.Het wordt zo weleens een rommeltje met de Tecomaria maar de bloei maakt alles goed.
De Engelsen zeggen dat ze een rambling shrub is oftewel een los- en onregelmatig groeiende heester. Op die plaatsen waar het niet vriest (b.v. Zuid-Frankrijk) ziet men ze op allerlei manieren gebruikt. Soms in de klimmende vorm tot wel 6 meter hoog maar ook wel als een haag geknipt zoals bij ons liguster. Ik persoonlijk vind los groeiend veel mooier, maar in ons kikkerland moet het hele spul ‘s winters naar binnen en de ruimte die daarvoor beschikbaar is, is vaak te klein. De rood/oranje bloeiende vorm ziet men het meest maar er is ook een gele en een rose en een scharlaken vorm. Men ziet ze zelden aangeboden. Daarvoor moet men in Zuid-Afrika zijn denk ik. Daar komen ze van oorsprong vandaan. Ik heb in dat land zaad van de gele vorm besteld. Volgens mijn gegevens stoelt de plant met die bloemkleur wat meer uit dan de rood/oranje. Van het zaad kwam er welgeteld één plantje boven de grond en dat groeit inderdaad bossiger en meer vertakt dan de gangbare soort. Ik hoop nu maar dat het de gele is. Binnen een jaar verwacht ik bloei als er tenminste betere zomers komen dan dit rampjaar.
Als ik dit schrijf is het september ’98. Onze regionale radioweervrouw had het er zojuist over dat we misschien nog een nazomer krijgen of een oude wijven-zomer of misschien een boekweitzomer. Voor mijn part een indian summer. Ik geloof er niet meer in. Ben ik pessimistisch? Wel nee! Ik heb n.l. bloei in mijn Melaleuca nesophila en dikke knoppen in de Salvia guaranitica (3 mtr hoog, staat tijdelijk in de volle grond en is nog mooier dan Salvia patens). Als die drie genoemde nazomers nu allemaal achter elkaar aan komen dan komt die hoge Salvia nog in bloei. Ik wacht af. Succes met de planten en veel sterkte met het, tegen de winter, naar binnen brengen van het hele spul.